|
— Het Dolphin Hotel, de New Yorkse versie van Wuthering Heights — |
Er bestaat een Amerikaanse versie van de gothic novel. Die verhalen spelen zich niet af in oude, vervallen burchten, zo’n gebouwen hebben de Amerikanen nu
eenmaal niet, maar ze hebben bijvoorbeeld wel hotels met honderd jaar op de
teller en die evengoed de dreiging van zo’n gothic in zich
dragen. Zo’n hotel is de Dolphin,
waarin broodschrijver Michael (Mike) Enslin per se de te mijden kamer 1408 wil
bezetten. De film, die in de titel alleen maar het kamernummer draagt, is, vind ik, van het mooiste wat het genre te bieden
heeft. Je krijgt niet alleen koude rillingen, maar ook stof tot
nadenken.
Mike is een Amerikaan: take the money and run.
Zijn dochtertje is gestorven en hij kan daar niet mee om. Hij laat zijn vrouw, Lilian, achter, verdoet zijn tijd met surfen, drinkt,
bergt zijn literaire ambities op en schrijft alleen nog prullaria;
boekjes over spoken waarin hij zelf niet gelooft: 10 haunted
Graveyards, 10 Haunted Lighthouses, 10 Haunted Hotels… Over die spoken is
hij behoorlijk duidelijk: ze doen de kassa rinkelen. Tot de manager van de
Dolphin zegt hij: ‘You're playing a little
game. You're selling the mystique. But eventually, we both know you're gonna
give me the key and I'm gonna go up to the room and I'm gonna write my story
and your bookings are gonna go up 50%.’
Lilian,
de verlaten echtgenote, staat dan weer voor een merkwaardig Amerikaans idealisme. Ze heeft haar best gedaan om het doodzieke dochtertje te laten
geloven dat er op dit leven nog een ander volgt en staat daarin recht tegenover
Mike die een plat materialisme aanhangt. Hoe dwaas, want hij zou Lilians troostende
woorden ook kunnen zien als een verlangen naar een betere wereld in het algemeen en voor hun dochter in het bijzonder.
Is dat trouwens niet de betekenis die Marx aan het verschijnsel religie geeft? ‘[D]e zucht van de in
benauwenis verkerende mens, het gemoed van een harteloze wereld.’ Wanneer je dat Amerikaanse idealisme kunt doorprikken — wat op zichzelf al interessant om doen is — wordt de film veel meer dan een goed verfilmd spookverhaal; hij wordt dan een
indrukwekkende aanklacht tegen de broodschrijverij. Want Mike weigert om de
geschiedenis van zijn overleden dochter te boek te stellen (literatuur) en verdoet
zijn tijd met het plegen van boekjes die nergens op slaan (pulp).
Dat is evenwel niet
altijd het geval geweest. Dat blijkt al vroeg in de film. Tijdens een
signeersessie komt een jong meisje met een verfomfaaid boek aandraven: The Long Road Home, het debuut van
Enslin. Duidelijk is dat ze er veel aan gehad heeft, maar Mike maakt haar ook meteen duidelijk dat
hij dat soort niet-commerciële boeken ver achter zich gelaten heeft. Het meisje heeft nog een vraag. Is de daarin beschreven verhouding tussen de zoon en de vader op enige werkelijkheid gebaseerd? Mike ontkent, maar de film toont ons dat Mikes weigering om verantwoordelijkheid op te nemen ook de relatie met
zijn vader verstoort. Die vader daagt in de film regelmatig als spook op om zijn zoon
aan te porren het alsnog te proberen, en neen die vader neemt daarbij geen blad voor de mond: ‘I
never gave a shit because you are a bullshit writer.’
Kan het nog goed komen met Mike? Ja en neen. De titel van ’s mans debuut is daarbij niet zonder betekenis. Mike zou een
lange weg moeten afleggen om weer thuis te komen, zowel in het huis van zijn echtgenote
als in dat van de literatuur: ‘I lived the life of a selfish
man. But I don't have to die that way.’ Hij steekt de vermaledijde kamer in
de fik, sterft in de vuurzee en geeft daarmee de fakkel door aan Stephen King.
Flor Vandekerckhove