— Van links naar rechts: 1. Hoss Cartwright met hoed; 2. Hoss Cartwright zonder hoed; 3. hoed zonder Hoss Cartwright. |
‘Kijk jongen,’ zei Hoss, die me altijd
jongen noemt, ‘wat je in de literaire
theorie eerst moet uitvogelen is dit: wat is de grondstof waarop een
schrijver arbeid verricht? Is dat de werkelijkheid? Damned neen. Een schrijver vertrekt niet van de wereld-zoals-ze-is, maar van de wereld zoals die
mens zich die in zijn hoofd voorstelt. En da’s niet hetzelfde. Bijlange niet! Zo’n
voorstelling is altijd een zootje ongeregeld, zelfs al denkt die schrijver daar
anders over, zelfs als zingt Raymond van het Groenewoud dat in zijn hoofd alles zeer eenvoudig is. Maar wat Raymond daar ook over mag zingen, met dat zootje vangt de schrijver zijn werk aan, daarmee gaat hij aan de slag. Al schrijvend, met taal dus, confronteert hij het zootje met een fictief, concreet verhaal. Hij zet dat zootje om in concrete scènes en hij doet dat met zijn gereedschap, de taal.’
U begrijpt, lezer, dat ik sprakeloos was. Hoe kende Hoss, een cowboy van Bonanza, die song van Raymond van het Groenewoud?
Flor Vandekerkhove
De e-boeken van Flor Vandekerckhove zijn gratis. Vraag erom via liefkemores@telenet.be. |
Geen opmerkingen:
Een reactie posten