— András Pándi — |
Flaminganten zullen het niet graag horen, maar ik zeg het toch: mijn
hoofdstad is Parijs. Mijn Frans mag pover zijn, ik voel me daar thuis; meer
dan in Brussel en veel meer dan in Antwerpen.
De slechte reputatie van Parijzenaars is onverdiend. Winkeliers, straatwerkers,
winkelende Parisiennes, kelners, flikken, daklozen en bourgeois, zelfs de
pickpockets … In Parijs laat iedereen me voelen dat ik welgekomen ben.
Ik kom binnen in boekwinkel La
Brèche en de verkoopster zegt meteen: 'Da’s
lang geleden dat we je gezien hebben.' Ze heeft gelijk, want ik ben daar een
kwarteeuw lang niet geweest. Ja, zullen
de kenners — ze zijn zeldzaam, maar ze bestaan — tegenwerpen, La Brèche is een trotskistisch nest en
misschien hebt gij die verkoopster in uw tijd wel tot u genomen … Maar dan
nog … Wat een verwelkoming! Bij Corman in Oostende lijk ’t meer op een gunst als ze me daar een
boek willen verkopen.
Parijs duur? Neen hoor. Ik ben al enige tijd op zoek naar een ouderwetse gabardine. Dat ik die nog niet gekocht heb komt doordat ik er — daar — alleen vind voor de niet zo ronde som van 1.195 euro. Wel, in Parijs kan ik een gabardine kopen voor achtentwintig euro, tweedehands weliswaar en wellicht gestolen, maar wel een mooie, ouderwetse gabardine. Dat ik het niet doe komt alleen doordat mijn vriendin beweert dat ik in zo'n kledingstuk 'een groot András Pándy gehalte' krijg.
Parijs duur? Neen hoor. Ik ben al enige tijd op zoek naar een ouderwetse gabardine. Dat ik die nog niet gekocht heb komt doordat ik er — daar — alleen vind voor de niet zo ronde som van 1.195 euro. Wel, in Parijs kan ik een gabardine kopen voor achtentwintig euro, tweedehands weliswaar en wellicht gestolen, maar wel een mooie, ouderwetse gabardine. Dat ik het niet doe komt alleen doordat mijn vriendin beweert dat ik in zo'n kledingstuk 'een groot András Pándy gehalte' krijg.
Hebben de Parijse kelners een slechte reputatie? Niet bij mij. Ik stop
aan bistro Le Weekend. Daar ben ik twee jaar geleden iets gaan eten. Ik herken de barman
en hij herkent mij. ‘k Weet wel dat het maar een indruk is, maar dan toch een die
kan tellen. Het lijkt op een leuk weerzien.
Dit jaar is L’Avenue mijn
uitverkoren bistro. Ik wil een salade pyrénéenne
bestellen, maar vrees dat ik ’t niet zal kunnen uitspreken. Eerst
oefen ik een beetje: py-ré-né-enne, py-ré-né-enne, py-ré-né-enne. En als de kelner
komt bestel ik gezwind — dat denk ik toch — mijn salade. De man lacht me goedmoedig toe. 'Geeft niet,' zegt hij, 'zelfs de Fransen hebben ’t moeilijk om dat pyrénéenne
uit te spreken.' Is dat niet lief?!
Flor Vandekerckhove
Geen opmerkingen:
Een reactie posten