Saskia Poldervaart (1945-2011) |
In tijden waarin veel
maatschappijkritiek geuit wordt, worden ook veel utopieën geformuleerd. Zo’n periode is de twaalfde, dertiende
eeuw. Maatschappij en kerk worden
erg bekritiseerd. Grote groepen
(katharen, begijnen...) pleiten voor een terugkeer naar de bron, een periode waarin
mannen en vrouwen solidair in gemeenschap leven.
Poldervaart
situeert een eerste utopische periode in de begindagen van het christendom en de tweede bij de ketters van de twaalfde eeuw. Omdat die begijnen en ketters (het woord ketter komt van kathaar) van mening zijn dat niemand eigendom is van een ander, gaan
ze veelal celibatair door het leven.
Maar soms gaat het protest de andere kant uit, naar vrije seksuele
relaties tussen gelijken, zoals dat het geval is in de gemeenschap van de ‘Broeders en zusters van de heilige geest’. In dergelijke groepen spelen de vrouwen
een vooraanstaande rol. Poldervaart verwijst naar een historicus die van mening is
dat deze ketterse bewegingen uiteindelijk mislukken doordat veel tijdgenoten er
een feminisme in ontdekken dat ze als gevaarlijk catalogeren en daarom
verwerpen.
Een derde
seksueel-utopische periode ontstaat tijdens de periode van de verlichting. De
zestiende / zeventiende eeuw brengt niet alleen het humanisme en de verlichting
op het voorplan, maar ook nieuwe utopische bewegingen en voor het eerst zelfs
utopische maatschappijontwerpen (Thomas Moores Utopia, Bacons New Atlantis...). Tal van religieuze gemeenschappen nemen
de eerste christengemeenschappen als voorbeeld (de commune rond Thomas Munzer,
levellers; quakers...). Sommigen
beoefenen het celibaat (de shakers), anderen propageren vrije seksuele relaties
(zoals de aanhangers van sommige anabaptistische groepen).
De vierde utopische
periode (1825-1850) brengt denkers naar voren die hun utopische
maatschappijontwerpen ook daadwerkelijk in de praktijk willen brengen
(Saint-Simon, Fourier, Owen…). Van
de vorige utopisten onderscheiden ze zich doordat ze de nadruk niet leggen op
de gelijkheid, maar op de verschillen.
Liefde en seksueel plezier komen centraal te staan en worden even
belangrijk als bijvoorbeeld klassenverschillen. Doordat deze utopisch-socialistische groepen de
tegenstellingen tussen gevoel en rede, huisvrouw en kostwinner, man en vrouw
overbruggen trekken ze ook heel wat vrouwen aan.
Qua seksualiteit is
Charles Fourier — het boek ‘Le Nouveau
Monde Amoureux’, dat hij in 1818 schreef werd pas in 1967 gepubliceerd! —
de meest vooruitstrevende. Een voorwaarde voor het ontwaken van een nieuwe
amoureuze wereld is volgens Fourier het bewustzijn dat seksuele noden enorm
verschillen.
De Saint-Simonisten
tonen dan weer staaltjes van grote praktische ondernemingszin ter zake. Enfantin, de beroemdste volgeling van
Saint-Simon, verklaart in 1831 dat de ‘erotische
uitdaging’ een positieve vrouwelijke kwaliteit is, waar de mannen veel van kunnen
leren. De vrouwelijke
Saint-Simonisten richten een eigen organisatie op rond het blad La Femme Libre. Hun standpunten liegen er niet om: ‘Wij zullen liefhebben zonder hypocriet te
zijn en we lachen om de vooroordelen.’
Bekend (maar
geïsoleerd) is de Saint-Simoniste Claire
Demar die voor de passionele liefde pleit, tegen de trouw, voor de
vernietiging van het vaderschap en voor de installatie van het sociale
moederschap ter vervanging van het biologische. Bekend is ook Pauline
Roland. Al in de jaren 1830 is
ze een Bewust Ongehuwde Moeder. Haar vier kinderen dragen haar eigen naam.
Nadat ook deze
utopische periode uitgeraasd is, wordt het wachten tot 1890 om het vuur van de
vrije liefde weer te zien oplaaien.
Dan start wat we inmiddels de eerste feministische golf (1890-1920) zijn
gaan noemen. In Engeland is er Olive Schreiner die het huwelijk en de
sociale seksuele conventies ter discussie stelt. In Duitsland bekritiseren Lila Braun en Minna Cauer
de dubbele seksuele moraal. Ze
roepen op tot een boycot van het huwelijk en pleiten voor de seksuele bevrijding
van de vrouw.
In de Verenigde
Staten is er dan weer het feminisme van het New Yorkse Greenwich Village van
o.m. Charlotte Perkings Gilman. Deze feministen willen o.a. via het
blad ‘The Masses’ een nieuwe seksuele
moraal introduceren, een moraal die mensen ertoe wil bewegen hun eigen vaste
seksuele identiteit op te geven en te kiezen voor een spel met de conventionele
seksuele rolverdeling als inzet.
In Frankrijk valt Madeleine Pelletier op. In 1908 richt zij het blad La Suffragiste op. Daarin schrijft ze over het recht van
mannen en vrouwen om over het eigen lijf te beschikken, het recht om van seks
te genieten, het recht op abortus, de vernietiging van het gezin... Heel haar leven helpt ze vrouwen aan
een abortus, waarvoor ze in 1939 gearresteerd wordt. In datzelfde jaar sterft
ze overigens in die gevangenis.
De jongste utopische
periode situeert Poldervaart in 1965-1975. Weer zien we een opstoot van het feminisme (de tweede golf).
Motto: het persoonlijke is politiek.
Op de
Pinksterlanddagen hoorde ik haar geen uitspraak doen over het
bestaan van hedendaagse utopisch-seksuele bewegingen. Ze zei wel met aandacht naar de kraakbeweging te
kijken, waar de strijd tegen seksuele conventies soms een aandachtspunt is: ‘Ik ben er zeker van dat het protest tegen
het neo-liberalisme en kapitalisme opnieuw zal opkomen (wat misschien zelfs al
het geval is) en dat in dit protest opnieuw seksuele alternatieven geformuleerd
zullen worden.’
Flor Vandekerckhove
Saskia Poldervaart, ‘Tegen conventioneel
fatsoen en zekerheid. Het
uitdagende feminisme van de utopisch socialisten’, 1993, Sara / van
Gennep, A’dam., 340 ps. ISBN
90-6012-874-5.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten