TOEN IK DESTIJDS stof aan ’t garen was voor mijn roman De Poldergeesten van Bredene⇲, viel mijn oog op het vreemde verhaal van een Bredenaar die naar de naam Ko luisterde. Hij zou de enige mens zijn die levend ter helle gevaren is. Meer zelfs, hij is er ook levend van teruggekeerd! Hij woonde alhier aan de Blauwe Sluis. Dat verhaal van Ko, de helleportier⇲ staat beschreven in Volksverhalen uit Oost- en West-Vlaanderen.
Ook is er in Bredene een behekste timmerman geweest: ‘Wanneer de jongen een plank had vastgetimmerd, kwam ze even later weer los. De onderpastoor heeft de jonge timmerman negen dagen lang overlezen.’ Negen dagen is lang, maar niet overdreven, want behekst waren Bredenaars soms al van in de wieg. Zo wist iemand te vertellen dat er een kindje behekst werd nadat het van een buurvrouw een kusje gekregen had. Het kind kreeg ‘de oude man’, een volkse benaming voor rachitis. Iemand anders vertelt aan zo’n student dat zijn vader ooit ongewild op het kerkhof beland is ‘omdat de waternekker hem had doen verdwalen’. De waternekker!⇲
Wie thuis bleef kon niet verdwalen, maar die moest dan weer goed op de kachel letten. Geklop in de kachel wees immers op de dood. Dat werd in 1896 bewezen toen een Bredens koppel zo’n geklop hoorde. Later bleek dat de zoon acht dagen eerder verdronken was.
Zo’n nare mare kon kwalijke gevolgen hebben. Een zwangere vrouw had horen zeggen dat het schip waarop haar man aan boord was, met man een muis vergaan was. Van angst beviel de vrouw van een doodgeboren kind. Neen, dan reageerde die andere vrouw uit ’t Dorp toch efficiënter. Zij had een sleutel in een kerkboek gestoken opdat de vissers veilig zouden terugkeren.
Wie geen zin had om sleutels in kerkboeken te steken, kon op bedevaart naar de Visserskapel⇲. Het verhaal van dat kapelletje luidt als volgt: ‘Bij de duinen van Bredene lag een Mariabeeld. Men zette het beeld in het kapelletje dat ter ere van Onze Lieve Vrouw was gebouwd. Op een dag haalde de pastoor het Mariabeeld uit de kapel en zette het in de kerk. De volgende ochtend stond het Mariabeeld vreemd genoeg opnieuw in het kapelletje.’ Mirakel!
Over een Bredense melkverkoopster gaat dit verhaal, maar ik weet niet of 't een mirakel is: ‘In de duinen in Bredene spookte het. Er was daar een waterput die de hele tijd riep: "Water en melk!" Die melkverkoopster kwam vroeger altijd water uit die put halen om bij de melk te gieten. Vandaar!’
Wat denk je van deze: ‘Een man uit Bredene die toverboeken bezat, kon de koeien op hun achterste op de mesthoop laten zitten. Uiteindelijk heeft men de toverboeken van die man afgenomen.’ Nog zo een: ’Een schaapherder die in de kerk zat, voelde instinctief dat de meid thuis in zijn koffer zat te snuffelen. De meid was in de toverboeken van de herder aan het lezen, waardoor de boerderij even later vol duivels zat. De schaapherder goot karnemelk op de grond, waarna de duivels verdwenen.’ Gelukkig kwam de pastoor al eens ter hulp: ‘Een boer en een boerin hadden veel ongeluk. Wanneer één van hun merries een veulen moest werpen, liep het altijd mis. De boer en de boerin gaven hun Hollandse knecht de schuld en lieten een pastoor komen. De geestelijke kwam de boerderij overlezen tot de zweetdruppels van zijn gezicht rolden. De mensen kregen ook medailles om boven de deuren en onder de dorpels te leggen. Daarna hadden de boer en de boerin stilaan meer geluk.’
[Deze tekst dateert in oorsprong van 2013. In 2024 presenteer ik het stuk op Bredene Retro.]
Geen opmerkingen:
Een reactie posten