Werenfried van Straaten, alias de spekpater. |
Je weet hoe ‘t gaat met zo’n politieke gebeurtenissen. Een mens gaat
daar niet ongestraft aan voorbij. Dat geldt zeker voor Andras Horvat
die zich in die dagen tot het katholicisme bekeert. Van de spekpater krijgt
hij een nieuwe bijbel en ouwe kleren. In de jas vindt Horvat een papiertje waarop een adres vermeld staat, een adres in België, aan gene zijde van het ijzeren gordijn. De kersverse
katholiek beschouwt dat als een teken. Hij memoriseert het adres, eet het
briefje op en betaalt een chauffeur die hem clandestien het land uit smokkelt.
In de krant zie ik een annonce staan. Een
koppel zoekt een jongeman die als derde wil participeren aan een triootje. Ik verdien mijn bete broods als
vertegenwoordiger, waardoor ik voor zo’n dingen tijd kan maken. Ik ga op
het aanbod in en maak kennis met twee veertigers die hun uitgedoofde seksleven nieuw leven inblazen.
Het is hun eerste keer en dat geldt ook voor mij. Zenuwachtig zijn we bijgevolg alle drie. Gelukkig
staat de Bols op tafel. We drinken om onze schroom weg te masseren. Dat lukt
aardig, Bols is babbelwater.
Uiteraard gaat het over de Hongaarse gebeurtenissen en over het solidariteitswerk waarin ze zich geëngageerd hebben. Ik luister beleefd, veins bewondering en wacht op wat komen zal. Ze willen me de vrucht van hun solidariteitswerk tonen. We gaan de
trap op, eerst de man, dan de vrouw, ik als laatste. In de kamer liggen stapels kleren die de twee gecollecteerd hebben.
Te midden van die stapels het echtelijk bed. De man tatert & tatert: Werenfried hier, spekpater daar, Oostpriesterhulp overal. Ik knik & knik en streel intussen, geveinsd
achteloos, de indrukwekkende kont van de echtgenote. Terwijl ze zich tegen me aandrukt, vult ze haar man aan. Weet ik dat zij
ook Hongaarse vluchtelingen opvangen? Mijn ogen blinken van wellust die ik
als interesse camoufleer. Wacht, zegt de echtgenoot, ik ga iets halen. De vrouw en ik vallen meteen
op het bed. We strelen ongegeneerd elkaars lichaam,
ik kom handen, lippen en ogen tekort.
Wanneer de man weer boven komt, zijn wij al zover heen dat we nauwelijks aandacht voor hem opbrengen. Logisch zou zijn dat hij zich bij ons spel voegt, maar hij wil me per se een strookje tonen waarop zijn adres getikt staat, een adres dat hij in jaszakken steekt die zijn spekpater over het ijzeren gordijn gooit. De vrouw is mij intussen aan ‘t pijpen.
De man maakt zich nu kwaad. Hij blijkt een geweldenaar te zijn en
wil me een vuistslag toedienen. Die weet ik nipt te ontwijken, waardoor zijn armzwaai de echtgenote vlak in het gezicht treft. Een tand
doorboort haar bovenlip (maar gelukkig niet mijn paal). Haar bloed komt op mijn onderbroek
terecht. Sfeer naar de kloten! Alle drie meteen ontnuchterd! In een zee van wederzijdse
verontschuldigingen zoeken we uit hoe het verder moet. Er komt geen antwoord. Zij gaat koffie zetten. In de stapel zoekt de man geschikt ondergoed. Ik wissel het voor mijn bebloede onderbroek
die in de stapel verdwijnt.
Ik wil naar huis, wat ze begrijpen. Na de koffie nemen we afscheid. Ik verlaat het huis met het nieuwverworven inzicht dat zo’n
triootje niets voor mij is. Thuis prop ik spekpaters ondergoed diep in
de vuilnisbak.
Een week later schrik ik me een hoedje. De twee worden in hun woning dood aangetroffen. Een Hongaarse vluchteling, Andras Horvat, wordt aangehouden. Ik word als getuige opgeroepen, mijn naam staat op een brief waarin
ik voor dat triootje solliciteer. Waardoor ik verplicht ben het aan mijn
echtgenote op te biechten. Gedurende heel dat proces ligt
mijn bebloede onderbroek tussen het bewijsmateriaal. Mijn echtgenote herkent als getuige mijn ondergoed. Andras Horvat
ontkent de beschuldigingen, maar wordt toch veroordeeld. Wat een jaar! Was me dat een jaar zeg!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten