— Links: Mooie duinen, maar geen zeedijk in Bredene. Zit koning Leopold II er voor iets tussen? — — Rechts: autorally in Oostende. Is dit de autorally waarvan in het stuk sprake is? — |
IN Brood & Rozen staat een stuk van Marc
Constandt, conservator voor de gemeentelijke musea van Middelkerke. (*) Hij
heeft het over de impact van de auto op het kusttoerisme.
De
aanwezigheid van de auto is al vlug voelbaar in Oostende, toentertijd de meest
mondaine badplaats. Rally's (1899, Parijs-Oostende) en
snelheidswedstrijden promoten het nieuwe vervoermiddel dat gekocht wordt
door de rijken en waaraan jan met de pet zich graag vergaapt. De auto
opent een zee aan mogelijkheden en het kusttoerisme eist zijn deel op. Politici spannen zich in om een wegennet te creëren dat de auto
eer aandoet en hotels voorzien garages. Architecten beseffen dat de
auto een plaats nabij de woonst moet krijgen. Nieuwe beroepen zien het licht:
automecanicien, garagist, pomphouder, chauffeur.
In die
ontwikkelingen speelt, voor wat de kust betreft, de Koninklijke Baan een grote
rol. ‘Deze nieuwe weg was moderner dan de
klassieke steenwegen, waarvan de kasseien niet bepaald comfortabel waren. Hij
dankt zijn bestaan aan koning Leopold II. Die was zelf een liefhebber van
auto’s en ondervond dus aan den lijve wat de slechte staat van de wegen
betekende.’ Het is de bedoeling om heel de kust voor het nieuwe voertuig te ontsluiten, maar dat gebeurt niet in
één ruk. In 1903-1904 wordt het eerste stuk aangelegd en dat verbindt Oostende met
De Haan. In 1911 wordt Oostende met Middelkerke verbonden. Tegen de
tijd dat WO I uitbreekt ligt er al een Koninklijke Baan van Westende tot in Blankenberge.
Je moet tot In 1933 wachten om via die weg van De Panne tot in Knokke te rijden.
Constandt wijdt
in zijn studie een paragraaf aan Bredene: ‘De aanleg had echter het ongeplande gevolg
dat ook Bredene toeristische ambities begon te ontwikkelen, eigenlijk zwaar
tegen de zin in van de koning, die daar een te nabije concurrent voor Oostende
in zag.’ En daarna formuleert hij de voor mij meest intrigerende zin uit zijn
verhaal: ‘Waarschijnlijk kreeg Bredene
daarom geen zeedijk van de overheid.’
Ik denk niet
dat de Bredenaars zo’n zeedijk missen, maar de passage roept wel vragen op,
zoals deze: wat betekent het woord ‘waarschijnlijk’ in voorgaande zin? Bestaan
er aanwijzingen dat die dijk daar ooit overwogen werd? Zijn er historische bronnen
bekend die het over zo’n potentiële zeedijk in Bredene hebben? Bestaat er een
citaat van Leopold II waarin hij zich negatief over die vermeende Bredense
concurrentie uitspreekt? Met andere woorden: baseert Constandt zich op historische bronnen of is 't veredelde cafépraat?
Architect Erwin Mahieu geeft een verhelderend antwoord op de suggestie van Constant: 'Geen zeedijk in Bredene? Er zijn wel enkele oorzaken. Eerst ontbrak de behoefte, Bredene-aan-zee was vóór de aanleg van de tramlijn voor een toerist nauwelijks bereikbaar, een zeedijk was daar niet interessant. Er was ook nauwelijks bebouwing en bewoning. Anders dan in Oostende en Blankenberge, waar belangrijke woonkernen tegen de sinds de middeleeuwen achteruitwijkende kustlijn lagen. De duinen boden in Blankenberge nauwelijks bescherming en een dijk(versterking) was daar dan ook meer dan nodig. De duinen in Bredene, Klemskerke, Vlissegem (met achterliggende oude duinen) waren breed en hoog genoeg om de agressieve zee te weerstaan.'
'In 1888 kreeg landschapsarchitect Louis Van der Swaelmen opdracht om de duinen tussen Oostende en Blankenberge te bebossen. Een kustroute zou Oostende en Blankenberge verbinden. Langs deze slingerende kustbaan zouden modelverkavelingen, villa’s en hotels gebouwd worden. Deze ideeën pasten in de moderne opvattingen bij het ontwerpen van een ‘parkway’. Het idee werd niet tot uitvoering gebracht, toch heeft de Duitse architect en urbanist J. Stübben er rond de eeuwwisseling elementen van gebruikt toen hij onze kustlijn ‘mooier’ mocht maken! De vier basisprincipes die Stübben bij het ontwerpen gebruikte: 1. het bewaren van de duinen; 2. het vermijden van rechte straten; 3. aandacht voor ruimte in de badstad; 4. geïsoleerde gebouwen met een tuin om tot een tuin-badplaats te komen. Tegen de tijd dat Bredene-Duinen zich begon te ontwikkelen was de tijd van de zeedijken voorbij.'
(*) Marc
Constandt. Met de automobiel naar
zee. De impact van een nieuw vervoermiddel op de Belgische kust (1900-1940).
In Brood & Rozen, Tijdschrift voor de geschiedenis van de sociale
bewegingen. 2014/3. Ps 42-51. Meer info op http://www.broodenrozen.be
[Deze post dateert van 2014. In 2024 redigeer ik het stukje opnieuw ten behoeve van de FB-groep Bredene Retro.]
2 opmerkingen:
Van architect Erwin Mahieu ontving ik volgende verheldering: 'Waarom Bredene geen zeedijk heeft? Dat heeft wel een paar oorzaken! Er was vooreerst geen behoeft aan, want Bredene-aan- zee was (vóór de aanleg van de tramlijn) nauwelijks voor een toerist bereikbaar… dus niet interessant! Er was ook nauwelijks bebouwing en bewoning! Anders dan in Oostende en Blankenberge, waar belangrijke woonkernen tegen de sinds de middeleeuwen achteruitwijkende kustlijn lagen. De duinen boden in Blankenberge nauwelijks bescherming en een dijk(versterking) was daar dan ook meer dan nodig! De Duinen in Bredene, Klemskerke, Vlissegem (met achterliggende oude duinen) waren echter breed en hoog genoeg om de agressieve zee te weerstaan.
In 1888 kreeg landschapsarchitect Louis Van der Swaelmen opdracht om de duinen tussen Oostende en Blankenberge te bebossen. Een kustroute zou Oostende en Blankenberge verbinden. Langs deze slingerende kustbaan zouden dan modelverkavelingen, villa’s en hotels gebouwd worden. Deze ideeën pasten in de nieuwe, moderne opvattingen bij het ontwerpen van een ‘parkway’. Het idee werd niet evenwel tot uitvoering gebracht. Alhoewel! De Duitse architect en urbanist J. Stübben heeft er rond de eeuwwisseling toch elementen van gebruikt toen hij onze kustlijn mocht ‘mooier’ mocht maken! De vier basisprincipes die Stübben bij het ontwerpen gebruikte: 1. het bewaren van de duinen; 2. het vermijden van rechte straten; 3. aandacht voor ruimte in de badstad; 4. geïsoleerde gebouwen met een tuin om tot een tuin-badplaats te komen. De tijd van de ‘zeedijken’ was voorbij toen Bredene-aan-zee zich begon te ontwikkelen.'
Nee , Bredene heeft geen zeedijk , maar is wel de zwakste schakel voor zeedoorbraak aan onze kust. Bredene werd telkens vergeten , zelfs niet vernoemd op de kustkaarten. Men sprak van Oostende en dan volgde De Haan . Na WO 2 kwamen de vele campings , waar Jan met de pet hier en daar zelf een huisje kon timmeren.Toen men sprak van groot Oostende , waren de politiekers van Oostende geen voorstander om gans Bredene In te lijven. Al die campings met brik en brak , waren voor hen te min. Dit was de reden dat Bredene bleef bestaan. Intussen is er veel veranderd. De campings werden modern en alle brol verdween. Alleen onze duinen bleven een probleem . Na elke storm is het groot allarm . Intussen staat Bredene nu wel op elke kaart , dank zij het enige naaktstrand aan onze kust.
Een reactie posten