De grootvader van de Rus Vadim Z. Rogovin (°1937-†1998) was een van
Stalins vele slachtoffers. De kleinzoon kon geen geloof hechten aan de
officiële versie waarin zijn grootvader een verrader genoemd werd, maar doordat
hij geen inzage kreeg in de dossiers, kon het alleen maar een
vermoeden van onschuld zijn. In 1956 trad er in de Sovjet-Unie, met Nikita Chroestjov, een korte periode
van politieke dooi aan, zodat Rogovin zijn zoektocht naar de waarheid eindelijk kon aanvatten.
Tegen de tijd dat het, onder Brezhnev, alweer begon te vriezen, had Vadim een
verband ontdekt tussen het showproces van 1938 en de toenemende ongelijkheid die in
de USSR al langer aan de gang was. Rogovin was daarmee op iets
gestoten dat hem niet meer los zou laten. De daaropvolgende periode van
openheid, die Gorbatsjov belichaamde, gebruikte hij om de stalinistische
terreur verder te onderzoeken. Het leverde enkele boeken op, waarvan ik
er zojuist een dichtgeklapt heb. (*) Daarin concentreert Rogovin zich op het Derde Proces van Moskou dat in maart
1938 plaatsgreep, het zgn. Proces tegen de eenentwintig; het laatste van
een aantal open processen tegen vooraanstaande figuren uit de Communistische
Partij en het Sovjetregime. Deze keer betrof het vermeende samenzweerders die
zich verenigd hadden in een ‘Rechts-Trotskistisch Blok’. Op de beklaagdenbank
zaten Nikolai Bukharin en Alexei Rykov, bekende figuren die zich ter
rechterzijde van de partij ophielden, naast eertijds linkse opposanten (Nikolai
Krestinsky, Arkady Rozengolts en Khristian Rakovsky) en een aantal artsen die er
gewoon van beschuldigd werden mensen vermoord te hebben.
Dat proces ging verder dan de twee vorige. De start van de
Rechts-Trotskistische samenzwering was volgens de openbare aanklager al in 1918
te situeren. Daar trek je als lezer toch de wenkbrauwen van op, want dat betekent
dat de Russische communisten al van in den beginne geïnfiltreerd, ja zelfs geleid werden door aanhangers van het kapitalisme, huurlingen van het Westen, trawanten van de tsaar, saboteurs en andere provocateurs die door de aanklager zelfs vergeleken werden met de… Ku Klux Klan. Maar die ongeloofwaardige prietpraat paste wel in de
stalinistische logica, want op die manier konden de mislukkingen
van de stalinistische economie in de schoenen van de samenzweerders geschoven
worden. Al de beklaagden werden bijgevolg schuldig bevonden en meteen afgemaakt,
met uitzondering van drie die veroordeeld werden tot tientallen jaren opsluiting. Die moesten ze echter niet uitzitten, want ze werden al in 1941
geëxecuteerd.
De processen van 1937-38 hadden meer op ’t oog dan de liquidatie van de
eenentwintig beklaagden. De purge strekte zich uit tot alle lagen van de
partij: ‘Van de 1.996 afgevaardigden op
het 17de Partijcongres… werden er 1.108 gearresteerd, waarvan er 848
neergeschoten werden.’ Rogovin geeft nog cijfers. In de archieven vindt hij
elf boekdelen met lijsten van veroordeelde communisten: 5.449 werden naar
kampen en gevangenissen gestuurd. 38.848 werden neergeschoten. Ze werden
vervangen door nieuwelingen die het denken wijselijk aan vadertje Stalin
overlieten.
In een jaar tijd maakte de terreur onder de bevolking 400.000 dodelijke
slachtoffers. Volgens Rogovin had deze massale staatsterreur ook langdurige
gevolgen. Zo wijst hij er ons fijntjes op dat de kapitalistische omwenteling
die de Sovjet-Unie op ’t einde van de jaren tachtig op zijn kop zette het
bestaande staatsapparaat grotendeels in stand kon houden omdat de communisten er al vele
tientallen jaren eerder door Stalin uit verwijderd waren.
Flor Vandekerckhove
(*) Vadim Z. Rogovin.
Stalin’s Terror of 1937-1938: Political Genocide in the USSR. Mehring Books.
513 ps. ISBN 978-1-893638-04-4.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten