JOHNY Lenaerts stuurt me een boekje.(1) Daarin
heeft hij teksten vertaald van Louis Adamic, Amerikaanse auteur waarover
u nooit eerder gehoord hebt. Die Louis was een wobblie, term die u evenmin al gehoord hebt, activist van de Industrial
Workers of the World (IWW), vakbond waarover u mogelijks nog minder
gehoord hebt.(2) Adamic vertelt de op- en neergang van die IWW. ‘Vanaf
hun ontstaan zetten de wobblies al hun energie en kracht in voor de verbetering
van de leef- en arbeidsomstandigheden van de onderste en laagste lagen van de
industriearbeiders. Deze arbeidersparia’s, die uit het buitenland kwamen en
meestal niet het minste bezit hadden, waren praktisch rechteloos: alhoewel hun
aantal in de miljoenen liep, was er in de maatschappij geen plaats voor hen
(…)’. Mensen zonder papieren als 't ware. De wobblies ‘waren ongebonden,
zonder vaste woonplaats, ongehuwd, zonder verplichtingen.’ U begrijpt dat
we ons hier ver van de middenklasse bevinden.
Johny Lenaerts leert me ook dat de Vlaamse politicus
Hendrik De Man(3) in zijn autobiografie over de wobblies schrijft. Ik dus naar de bibliotheek alwaar ik dat boek uit het magazijn laat
halen. En ja hoor, daar staat het: ‘Tenslotte
verbeef ik vier maanden op een eiland dat uitsluitend bewoond was door Wobblies, die toen bezig waren
met de zalmvangst en wier leven en arbeid ik heb gedeeld.’ De Man bevindt
zich in Amerika. We zijn in 1920 en de IWW is er buiten de wet gesteld. ‘Zij konden slechts wonen in streken als
boven vernoemd eiland, wat daarom ook Wobbly Island werd genoemd.’ De Man
wordt in die gemeenschap opgenomen: ‘Bijna
al die mannen waren Scandinavische oud-zeelieden, die een avontuurlijk leven
achter de rug hadden. Zij behoorden tot die klasse van vrijgevochtenen, die
liever zonder God of gebod leefden dan zich te schikken in het dwangbuis van de
moderne gemechaniseerde beschaving.' God noch gebod, en toch: ‘Binnen de gemeenschap evenwel heerste een
dergelijke hoge opvatting van zedelijkheid, dat hun hutten altijd open bleven
zolang er nog iemand in het kamp was. Onze politieke discussies, hoewel
levendig, bleven steeds hoffelijk en nooit heb ik een grof of schunnig woord
gehoord.’ De Man gaat mee uit vissen en neemt zelfs deel aan een staking om
de visopkoper te verplichten meer te betalen voor de vangst. Hij besluit: ‘dat ik nooit in een gemeenschap heb geleefd met zoveel menselijke
broederlijkheid en met zoveel aangename omgangsvormen als in de vier maanden
die ik met deze vrijgevochtenen, deze oude klanten van justitie, deze “outlaws”
heb doorgebracht.’ (4)
(1) ‘De Wobblies. Sabotage op de werkvloer’ van Louis Adamic.
Vertaling Johny Lenaerts. 2012. Uitg. Anarchistische Groep A’dam. De brochure
kan gratis gedownload worden op http://www.vrijebond.nl/wp-content/uploads/wobblies.pdf
(4) Hendrik De Man. Persoon en ideeën. Deel I. Autobiografie.
Wetenschappelijke Uitgeverij Apen/A’dam. 1974. Pagina’s 210-215.
1 opmerking:
Thomas Weyts schreef me: 'Ik weet niet of je dit boek al kent: http://www.sap-rood.be/cm/index.php?view=article&id=1682%3Atijdloze-strijdbaarheid-van-de-iww-an-injury-to-one-is-an-injury-to-all-&Itemid=53&option=com_content ?'
Een reactie posten