zondag 10 februari 2013

'die klasse van vrijgevochtenen, die liever zonder God of gebod leefden.'


JOHNY Lenaerts stuurt me een boekje.(1) Daarin heeft hij teksten vertaald van Louis Adamic, Amerikaanse auteur waarover u nooit eerder gehoord hebt. Die Louis was een wobblie, term die u evenmin al gehoord hebt, activist van de Industrial Workers of the World (IWW), vakbond waarover u mogelijks nog minder gehoord hebt.(2) Adamic vertelt de op- en neergang van die IWW. ‘Vanaf hun ontstaan zetten de wobblies al hun energie en kracht in voor de verbetering van de leef- en arbeidsomstandigheden van de onderste en laagste lagen van de industriearbeiders. Deze arbeidersparia’s, die uit het buitenland kwamen en meestal niet het minste bezit hadden, waren praktisch rechteloos: alhoewel hun aantal in de miljoenen liep, was er in de maatschappij geen plaats voor hen (…)’. Mensen zonder papieren als 't ware. De wobblies ‘waren ongebonden, zonder vaste woonplaats, ongehuwd, zonder verplichtingen.’ U begrijpt dat we ons hier ver van de middenklasse bevinden.
Johny Lenaerts leert me ook dat de Vlaamse politicus Hendrik De Man(3) in zijn autobiografie over de wobblies schrijft. Ik dus naar de bibliotheek alwaar ik dat boek uit het magazijn laat halen. En ja hoor, daar staat het: ‘Tenslotte verbeef ik vier maanden op een eiland dat uitsluitend bewoond was door Wobblies, die toen bezig waren met de zalmvangst en wier leven en arbeid ik heb gedeeld.’ De Man bevindt zich in Amerika. We zijn in 1920 en de IWW is er buiten de wet gesteld. ‘Zij konden slechts wonen in streken als boven vernoemd eiland, wat daarom ook Wobbly Island werd genoemd.’ De Man wordt in die gemeenschap opgenomen: ‘Bijna al die mannen waren Scandinavische oud-zeelieden, die een avontuurlijk leven achter de rug hadden. Zij behoorden tot die klasse van vrijgevochtenen, die liever zonder God of gebod leefden dan zich te schikken in het dwangbuis van de moderne gemechaniseerde beschaving.' God noch gebod, en toch: ‘Binnen de gemeenschap evenwel heerste een dergelijke hoge opvatting van zedelijkheid, dat hun hutten altijd open bleven zolang er nog iemand in het kamp was. Onze politieke discussies, hoewel levendig, bleven steeds hoffelijk en nooit heb ik een grof of schunnig woord gehoord.’ De Man gaat mee uit vissen en neemt zelfs deel aan een staking om de visopkoper te verplichten meer te betalen voor de vangst.  Hij besluit: ‘dat ik nooit in een gemeenschap heb geleefd met zoveel menselijke broederlijkheid en met zoveel aangename omgangsvormen als in de vier maanden die ik met deze vrijgevochtenen, deze oude klanten van justitie, deze “outlaws” heb doorgebracht. (4)

(1) ‘De Wobblies. Sabotage op de werkvloer’ van Louis Adamic. Vertaling Johny Lenaerts. 2012. Uitg. Anarchistische Groep A’dam. De brochure kan gratis gedownload worden op http://www.vrijebond.nl/wp-content/uploads/wobblies.pdf
(4) Hendrik De Man. Persoon en ideeën. Deel I. Autobiografie. Wetenschappelijke Uitgeverij Apen/A’dam. 1974. Pagina’s 210-215.

1 opmerking:

De laatste vuurtorenwachter zei

Thomas Weyts schreef me: 'Ik weet niet of je dit boek al kent: http://www.sap-rood.be/cm/index.php?view=article&id=1682%3Atijdloze-strijdbaarheid-van-de-iww-an-injury-to-one-is-an-injury-to-all-&Itemid=53&option=com_content ?'