[Onlangs ben ik aan een autobiografie beginnen schrijven, meer bepaald aan een verbeelde variante op het genre. Ik ben daarmee gestart op mijn vierenzestigste verjaardag en hoop een eerste versie af te hebben op de dag dat ik vijfenzestig word. Zo nu en dan presenteer ik een nieuw hoofdstuk. Wie eerdere hoofdstukken wil lezen, drukt op een van de labels onderaan.]
II.
Henriette De Clercq in 1942. |
In
2006, kort voor mijn moeder stierf, kwam ik tot de verontrustende conclusie dat
ik nauwelijks iets over haar verleden afwist, haar afkomst, kindertijd,
jeugdjaren… En hoe had zij, Henriette, een Gentse, een steedse meid, Marcel
leren kennen, een boerse Bredenaar die haar echtgenoot werd en kort daarna mijn
vader, de man in de overall die van mij een beenhouwer wilde maken?
Aan
die vader, al in 1989 overleden, kon ik het niet meer vragen, maar tussen
moeders papieren vond ik documenten die me haar verleden konden verhelderen. Ik
vulde ze aan met de verwarde herinneringen die ze me er nog bij kon vertellen.
Het werd een wedloop tegen de tijd, want dr. Alzheimer luisterde in toenemende
mate met ons mee. Maar toen ze in 2006 stierf was ik er wel in geslaagd haar
jonge leven zo’n beetje samen te vatten.
Henriette
werd, zo leerde mij haar trouwboekje, op 5 maart 1923 in Gent geboren als
dochter van Josephus De Clercq en Adelaïde Adolphina Joanna Hofman. Zo
godsvruchtig als de strijkster Aline was, zo wild was nachtwaker Joseph. Zelf heb ik die Jef nooit gekend.
Moeder beweerde dat het een mooie man was, maar het is vooral duidelijk dat Aline
er geen goeie partij aan had, want Jef — Tjeef op zijn Gents — ging
er algauw weer vandoor om zich fulltime te wijden aan het consumeren van
sterke drank en lichte meisjes.
De
jaren dertig van de XXste eeuw waren crisisjaren en het armlastige gezin moest
buiten de stad gaan wonen om aan eten te geraken. Die zoektocht leidde de twee
in 1934 naar de kust en meer bepaald naar Bredene waar dr. Blanckhoff het
sanatorium Marin uitgebouwd had. Aline werd er strijkster en haar dochter begon
in Bredene school te lopen.
Mijn
moeder is elf wanneer ze daar toekomt. Ze speelt met de autochtone jeugd en met
de kinderen die in het sanatorium verblijven. In de bescherming van dat
instituut geraken Aline en haar kind zonder veel kleerscheuren doorheen de
crisis. Zo groeit Henriette op tot een jonge vrouw van zeventien die in de
werkzaamheden van het sanatorium ingezet wordt.
Het
uitbreken van WO II betekent het einde van het sanatorium. Patiënten en
personeel gaan ervandoor om aan het oorlogsgeweld te ontsnappen. Het hele
gezelschap trekt met de tram naar De Panne, waar het voorlopig in een hotel
ondergebracht wordt. Daar krijgt het personeel de raad om naar de plaats van
herkomst weer te keren. Aline en Henriëtte trekken met hebben en houden naar
Gent. Ze doen het met de
vrachtwagen van de Bredense familie Vandekerckhove, wat betekent dat ze de zoon Marcel al
voor de oorlog moet gekend hebben.
Over
de oorlogsjaren van mijn moeder is mij weinig bekend. Ik probeerde die gegevens
wel nog uit het wrakke geheugen van moeder te vissen, maar het ging van kwaad
naar erger. Feit is dat persoonlijk contact tussen de kust en het binnenland
tijdens die oorlog verbroken werd. De kust was door de Duitse bezetter tot
‘Sperrgebiet’ uitgeroepen. Alleen wie een speciale pas had kon uit het
binnenland naar de kust komen en omgekeerd. Dat ze tijdens die oorlog Marcel
nog gezien heeft, is bovendien weinig waarschijnlijk omdat hij in de loop ervan
door de bezetter opgeëist werd en verplicht in Duitsland te gaan werken.
Aline
en haar dochter werden in Gent opgevangen door een tante Romanie, maar daar
konden de twee niet lang blijven. Hebben ze vervolgens de oorlog in Gent doorgebracht?
Het lijkt logisch. Hoe Henriëtte
vervolgens weer naar Bredene afgezakt kwam, is onzeker. Wel weet ik dat ze vlak
voor de vlucht voor het oorlogsgeweld een aantal persoonlijke bezittingen bij
vrienden achtergelaten had en dat ze na de oorlog met een groep vriendinnen
naar Bredene gefietst is, waar ze enkele dagen bij dat gezin verbleven heeft
of… soep gekregen (alleen dat laatste herinnerde ze zich goed). De Gentse
meiden hebben in Bredene de bloemetjes buitengezet, waarschijnlijk naar aanleiding
van de plaatselijke kermis of tijdens het zomerseizoen, en Henriette gaat er
dansen, in gezelschap van de autochtone meisjes.
Het
kindrijke gezin Vandekerckhove woonde in de Duinenstraat waar vader Edmond en
moeder Zoë een groentewinkel uitbaatten. Een van Henriettes vriendinnen was
Alice, de zuster van Marcel, en waarschijnlijk hebben Marcel en Henriëtte
elkaar tijdens die danspartij, via zuster Alice, beter leren kennen, misschien
wel in alle betekenissen van het woord.
Wie
haar in Gent vervolgens is komen ‘halen’ was haar niet meer duidelijk. Soms zei
ze dat het mijn vader was, maar dan blijkt ze Marcel en ene Henri Bogaert met
elkaar te verwarren. Dit is meteen de missing
link uit haar persoonlijke geschiedenis. Zelf vermoed ik dat het wel
degelijk Marcel was die, nadat hij had vernomen dat Henriëtte zwanger was
(een gevolg van de danspartij?), haar ten huwelijk is komen vragen. Dat
vermoeden wordt versterkt doordat ik me meen te herinneren dat mijn ouders herinneringen aan die tijd ophaalden en dat het dan ook over de
anekdote ging waarbij ze Tjeef in een café moesten opzoeken, waar hij de toestemming
voor het huwelijk ondertekende, want mijn moeder, had blijkbaar, alhoewel ze meerderjarig was, de officiële vaderlijke goedkeuring nodig om te trouwen. Ja ’t waren rare tijden.
Feit
is dat ze uiteindelijk, op 11 september 1948, in Gent getrouwd is met de
Bredenaar Marcel Vandekerckhove. Nog een geluk, want ‘t was ‘van moeten’. Nauwelijks vijf maanden later werd ik
geboren.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten