[Onlangs ben ik aan een autobiografie beginnen schrijven, meer bepaald
aan een verbeelde variante op het genre. Ik ben daarmee gestart op mijn vierenzestigste verjaardag en hoop een eerste versie af te
hebben op de dag dat ik vijfenzestig word. Zo nu en dan presenteer ik een nieuw
hoofdstuk. Wie (eerst) eerdere hoofdstukken wil lezen, drukt op een van de
labels onderaan.]
IV
Voor
me ligt een oude foto die mij aan het boek Genesis laat denken. Het is een
historische foto die het ontstaan van de wijk toont waarin ik opgegroeid ben. ‘In
den beginne was er niets, behalve hotel Meiboom en de patisserie’. Zo
zou het scheppingsverhaal van Bredene-Duinen kunnen starten, de wijk waar ik
enkele uren na mijn geboorte al terechtkom.
Maar
helemaal juist is mijn beschrijving van die foto dan niet. Rechts vang ik een
glimp op van de Duinenstraat waar blijkbaar ook al een huis gebouwd werd, en
links, te midden de akkers en beemden, staan eveneens woningen en een hoeve.
Waaraan
laat die foto me nog denken? Aan De Vlaschaard waarin Streuvels een
soort weerbericht neerschrijft: ‘Het vlakke land lag er afgebakend in zijn
nauwen einder, overwaterd met mist, onnuttig, zoppenat’. Maar bij nader
inzien klopt dat evenmin, want de foto toont ons een beeld waarin het zand
haast moeiteloos in de polders overgaat, waardoor het geheel meer als
een droog woestijnlandschap oogt dan als Streuvels’ zoppenatte
landbouwgrond.
Het
beeld herinnert me ook aan de foto’s die na de Eerste Wereldoorlog van Ieper
genomen worden, een lege vlakte met slechts her en der een huis. Ook dat is
uiteraard een loze vergelijking. In Ieper is alle bebouwing door het
oorlogsgeweld neergehaald, terwijl in Bredene alles nog moet beginnen.
Lang
zal dat daarna evenwel niet meer duren. De Koninklijke Baan scheidt op de foto zichtbaar
het platte duin van de wijk die erachter ligt. Vooraan, links op de foto, staat
een klein gebouwtje waar de elektriciteit voor de tram omgevormd wordt. De infrastructuurwerken
die het gebied voor het toerisme moeten ontsluiten zijn al uitgevoerd: allen
daarheen!
De
volkskundige auteur Raoul Eeckhout dateert de aanvang van de toeristische
bedrijvigheid in Bredene in 1900, bijna een halve eeuw voor mijn geboorte, maar
over een hotel Meiboom spreekt hij niet. Dat gebeurt wel in een inventaris van
het historisch erfgoed die ik op het internet vind: ‘Aan het kruispunt
Driftweg/Kapelstraat met de Duinenstraat ontstaan de eerste herbergen met
logies. De uitbouw van de Koninklijke Baan in 1902-1904, gevolgd door de aanleg
van de parallel lopende kusttram in 1905, werken de ontwikkeling van
Bredene-Duinen in de hand. De eerste hotels "De Meiboom" en
"L'Espérance" worden opgetrokken.’
De
foto werd ook afgedrukt in een boek dat Frank Huyghebaert en Erwin Mahieu over
Bredene-Duinen publiceerden. Het
onderschrift leert me dat café des Dunes
daarop rechts naast In den Meiboom staat en dat het derde huis in de rij,
de patisserie, door ene Plovie uitgebaat wordt. De hoeve op de achtergrond is
deze van Seys (vandaag camping Duinzicht). Het huis in de Duinenstraat, waarvan
we de zijgevel zien, is de kruidenierswinkel In den Anker die, zo stellen Huygebaert & Mahieu, in 1913
gebouwd wordt.
Ik
herinner me die namen — Meiboom, café des Dunes, In den anker — maar het wordt
almaar moeilijker om me die huizen concreet voor te stellen. Waar stonden die
ook alweer en welke huizen stonden ernaast?
Tijdens
een zeldzaam moment van ondernemingsdrift heb ik geprobeerd om de site op de
foto weer te fotograferen, maar dan bijna honderd jaar later. Het is me niet
helemaal gelukt. De duinen hebben zich een beetje verplaatst, zodat ik de foto
onder een andere hoek moet nemen. De begroeiing op die duinen is fors
toegenomen, waardoor de Koninklijke Baan onzichtbaar is. Het platte duin is ei
zo na verdwenen, net zoals hotel De
Meiboom, café des Dunes en de
patisserie dat zijn.
Het
is niet zo erg lang geleden dat ik die foto voor het eerst gezien heb. En het
is pas tijdens het schrijven van dit stuk dat ik begrijp dat de wijk waarin ik
als kind terechtkom niet organisch gegroeid is, maar dat hij voortkomt uit een
verkavelingplan van landeigenaren die nabij Oostende een graantje willen
meepikken van het ontluikende toerisme.
Hier
aan de kust kent iedereen de Opex, een wijk die vanaf 1925 ten oosten van
Oostende uitgebouwd werd om er zeelui en havenarbeiders in onder te brengen (en
ook wel om de vissers uit het stadscentrum weg te gommen).
Opex
is een afkorting van S.A. Ostende-Phare et Extensions. De
bewoners ervan weten dat hun wijk naar de projectontwikkelaar genoemd werd die
daar destijds de gronden mocht verkavelen. Omdat het letterwoord inmiddels
gemeengoed is, stellen we ons daar geen vragen meer bij, toch is het
merkwaardig dat een woonwijk naar een naamloze vennootschap genoemd wordt.
Wie
waren die ‘Opexvennoten’? Dat weet ik niet, want hun aandelen waren
naamloos. Ongetwijfeld waren het bourgeois, want hun naamloosheid past perfect
in de definitie die Roland Barthes van dat soort mensen geeft: ‘De bourgeoisie
definieert zich als de maatschappelijke klasse die niet benoemd wil worden.’ Mooi gezegd van Barthes. Desalniettemin
waren er in die tijd ook wel bourgeois die uit de anonimiteit van de naamloze
vennootschappen traden om juist wel benoemd te worden.
Dat
was bijvoorbeeld het geval bij degenen die een beetje verder, op een steenworp
van de Opex, al eerder aan ’t verkavelen gingen. Hun was het niet om vissers te
doen, maar om toeristen. In tegenstelling tot de vennoten van de Opex wilden
zij wel hun eigennaam op het gebied kleven.
In
1903 wordt de verkavelingmaatschappij S.A. Breedene-sur-mer lez-Ostende
opgericht. Op braakliggende grond vlak achter de duinen willen die naamloze
vennoten een toeristische wijk uitbouwen. ‘Om de verkoop te stimuleren bouwt
de vennootschap villa's voor eigen rekening bestemd om te verhuren of volledig
afgewerkt te verkopen; bovendien staat ze in voor het eventuele afsluiten van
leningen en hypotheken.’
De
projectontwikkelaars tekenden de residentiële villawijk rond wat eerst Avenue
centrale n° 5 genoemd werd. Die naam, die eerder aan een werkkamp of een
kolchoz dan aan een villawijk laat denken, werd al gauw vervangen. De straat
werd dan Avenue le Grand genoemd naar een Gentse
grootgrondbezitter die medeoprichter van de S.A. Breedene was. Pas in
1939 kreeg de straat haar huidige naam, Zeelaan. Er was ook een André Danielslaan. Die werd genoemd
naar een Oostendse architect die een stimulerende rol speelde in de uitbouw van
deze verkaveling. Daniels was een van de eersten die in de wijk een villa
bouwde en zijn voorbeeld werd enthousiast gevolgd. De oorspronkelijke André
Danielslaan heet sinds 1939 Strandlaan. De Prinses Marie-Josélaan heette tot 1939 Marc Samdamlaan,
naar een Gentse nijveraar die meerdere villa's in de straat bezat. De
Meeuwenlaan heette Segonzaclaan, naar een Frans familielid van le
Grand. Wat vandaag de H. Consciencelaan is, was tot 1939 de Vandersmissenlaan,
zo genoemd naar een Schaarbeekse groothandelaar. De Kroonlaan was deels
Avenue de Boeck en deels Avenue G. Hendrickx en die laatste was
een Brusselse architect-landmeter. De Noordlaan was dan weer de Avenue
Gielen, naam van een medebeheerder van de S.A. Breedene. De Peter
Benoitlaan was de August Pedelaan. Die Pede was een Oostendse vis- en
wijnhandelaar. Merkwaardig is de
naamsverandering die de Avenue de France in 1939 onderging. Die werd
toen logischerwijs tot Frankrijklaan vervlaamst. Maar de Avenue de France
werd eigenlijk niet naar ons buurland genoemd, maar naar Antoine de France,
landmeter die gronden van de familie le Grand behandelde.
De
Golfstraat, waar ik kom te wonen maakt evengoed deel uit van de plannen van die
projectontwikkelaars. Ook dat leer ik nu pas terwijl ik dit stuk schrijf. Deze
autobiografie begint daardoor een beetje te lijken op een soort Van oude
mensen, de dingen die voorbijgaan, de titel van een roman die Louis
Couperus meer dan een eeuw geleden geschreven heeft.
Terwijl
Couperus dat boek aan ’t schrijven was werden de contouren van de wijk
vastgelegd waarin ik later zou opgroeien. De acte waarmee deze vennootschap
gesticht werd, is tegelijk de geboorteaangifte van Bredene-Duinen.
Op
het internet valt mijn oog weer op die erfgoedbeschrijving: ‘[A]an de
vooravond van de Eerste Wereldoorlog telt Bredene-Duinen twaalf villa's en een
eerste ‘appartementsgebouw’ "Onze Rust", een houten constructie aan
de Golfstraat, in 1911 opgetrokken door de Bredense aannemer G. Versluys (…)’ Welwel. Onverwachts stoot ik op mijn
straat, de Golfstraat, en ook op de naam van iemand – Gustaaf Versluys — die ik
in mijn kindertijd gekend heb. Het wordt tijd om de draad weer op te nemen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten