Op 13 augustus 1961 bevinden Ernst Bloch en zijn echtgenote zich in
Bayreuth, een stad in wat toen nog de BRD heette, West-Duitsland. Daar
wonen de Blochs niet. Hun appartement bevindt zich aan de andere kant, in de
DDR, Oost-Duitsland. De Blochs hebben evenwel van de Oost-Duitse overheid toestemming gekregen
om de grens over te steken om in ‘t Westen de voorstelling bij te wonen van de Ring des Niebelungen, de bekende
operacyclus van Richard Wagner.
’s Avonds, na afloop van Die
Wallküre, verlaten de Blochs het Festspielhaus.
Ze weten niet welke historische gebeurtenissen zich op dat moment elders in
Duitsland afspelen.’s Anderendaags worden ze van de bouw van ‘de muur’ ingelicht.
Bloch twijfelt, maar besluit toch om niet terug te keren. Hij wordt een burger
van de Bondsrepubliek.
Bloch (1885-1977) is op dat moment al 76. Hij heeft wereldwijd een
reputatie opgebouwd als filosoof. Als denker heeft hij een aparte positie weten
in te nemen. Hij kan omschreven worden als een romantisch marxist. Filosofisch
mag hij onafhankelijk zijn, politiek heeft hij toch wel een moment teveel aan
het handje van het stalinisme gelopen.
Tot een breuk met dat stalinisme komt het wanneer de Sovjets in 1956
het opstandige Hongarije binnenvallen. Zijn oud-kameraden trekken vervolgens
een lastercampagne op gang waarbij ze Bloch in 't vizier nemen, en dat bepaalt uiteraard mee zijn keuze om in 1961 niet
meer naar de DDR terug te keren.
Maar hij blijft wel marxist, zo zegt ons zijn biograaf: ‘(…) il décevait donc tous ceux
qui (…) avaient spéculé (…) sur son éventuel éloignement du marxisme et une
éventuelle conversion du philosophe au libéralisme démocratique. Car, tout en
avouant qu’il y avait effectivement
beaucoup plus de libertés à l’Ouest, dans les sociétés libérales de
consommation, Bloch demeura — contre toute attente — un témoin critique et
sensible de son temps et un observateur critique, étant toujours hostile au
capitalisme, continuait de défendre, à partir de son nouveau poste et champ
d’action à Tübingen, la cause des opprimés et des exploités.’
Letterlijk en figuurlijk bevrijd van het stalinisme begroet hij de
gebeurtenissen van 1968 met grote vreugde. De legendarische studentenleider
Rudy Dütschke (die op dezelfde dag als Bloch de DDR achter zich laat) en de
oude filosoof ontmoeten elkaar. Bloch verklaart zich solidair met de opstandige
jongeren.
De weg die hij daarvoor heeft moeten afleggen is lang geweest. In 1937 staat hij bijlange zo ver nog
niet. In dat jaar bevindt hij zich in Praag. Hij werkt er mee aan een nauw bij
de Communistische Partij aanleunend antifascistisch blad: ‘Certains
des articles publiées par Ernst Bloch dans la « Neue Weltbühne » (…)
qui peuvent nous étonner par leur ton polémique et leur dogmatisme, attestent
cependant de l’incapacité, voire du refus obstiné d’Ernst Bloch de vouloir
admettre la vérité sur l’état réel de l’ Union Soviétique, à l’époque des
purges staliniennes (de la ‘tchistka’), de la persécution de l’opposition de
gauche (trotskiste) et des Procès de Moscou. (…)’ In die tijd verdedigt Bloch de stalinistische these van het ‘hitlero-trotskisme’
die uiteraard alleen maar tot doel heeft de antistalinisten in een slecht
daglicht te plaatsen. Ziet Bloch dat niet? Een Franse journalist die
zijn twijfels uit over de zgn. Processen
van Moskou, krijgt met Bloch te maken. Wee degene die ‘het proces tegen de machinaties van de triade (bestaande uit het
nazibeest, de roofzuchtige Japanse staat en de trotskistische haat) wil
bagatelliseren, misprijzen of belasteren.’ Dat trotskisme zou, dixit Bloch
in 1937 nergens toe leiden of ’t zou naar de invoering van het kapitalisme in
Rusland zijn en dus naar de triomf van het Duitse fascisme. ‘Dat is’, zo besluit Bloch, ‘de echte reden van dat proces; het is daar
dat je kan zien waarop de samenzweerders gegokt hebben.’ Hoe valt zo’n uitspraak te verklaren in zo’n zwarte periode voor het
communisme, met name de jaren waarin de Sovjet-Unie verstikt wordt onder de
stalinistische repressie?
Het kwam wel meer voor dat grote intellectuelen in die tijd een
dogmatische, stalinistische visie aanhingen. Dat dit ook bij Bloch het geval
was, is des te vreemder omdat, zo stelt zijn biograaf Münster, zo’n dogmatisme
in zijn filosofie nergens weer te vinden is.
Feit is dat Bloch zich dat artikel achteraf nog niet weinig beklaagd
heeft. Daar zijn bewijzen van. Wanneer hij in 1968-69 al zijn artikels uit de
jaren dertig bijeenbrengt om ze in zijn verzameld werk onder te brengen, wil hij
te allen prijze vermijden dat het betreffende stuk daarin opgenomen wordt. De
weglating wordt evenwel ontdekt en in 1970 breekt er een schandaaltje over uit.
Twee jaar later verzorgt de filosoof Oskar Negt een boek waarin het betreffende stuk wèl opgenomen wordt. Het blijkt, zo maakt Negt in zijn inleiding duidelijk,
de enige misstap van een anders wel integere filosoof te zijn.
Van ’s mans integriteit is de anarchist Arthur Lehning (1899-2000) dan al lang overtuigd.
Hij ontmoet Bloch in 1926 in Parijs. Aan zijn vrouw schrijft Lehning: ‘Hij is een van de interessantste mensen die
ik ken, maar onbegrijpelijkerwijze marxist.’ Hij strikt Bloch voor zijn
tijdschrift i10. Ook de Belgische
trotskist Ernest Mandel (1923-1995) is een goede kennis van Bloch. In diens
biografie vermeldt Stutje: ‘Bloch en
Mandel gingen openhartig met elkaar om en deelden de zorg om Rudy Dutschke die
verordonneerd was Engeland te verlaten. Mandel was veel gelegen aan de
vriendschap (…) Blochs werk herlas Mandel keer op keer, zoals hij Marx en Hegel
bestudeerde.’
Wanneer een anarchist en een trotskist de lof van Bloch zingen
dan wil dat wellicht wel zeggen dat diens stalinistische ontsporing inderdaad niet
meer dan een accident de parcours is.
Maar wat moeten we denken van ’s mans filosofie? Volgens Leszek
Kolakowski (een communist die later communistenhater werd, en bijgevolg
over de essentie van Blochs filosofie niet te spreken is) is dat werk wel
degelijk van belang: ‘Vergeleken met de
stijve schemata van het Russische dialectische materialisme is het denken van
Bloch niet alleen rijker, genuanceerder en veelzijdiger, het heeft ook het
voordeel dat het onmogelijk lijkt het om te smelten tot een partijprogramma of
een verplichtend “wereldbeeld” van de staat. (…) Op enige wezenlijke punten
wijkt het zover af van de schemata van het marxisme-leninisme dat het volstrekt
niet te verenigen is met de officiële doctrine. In de eerste plaats bevat het
een soort rehabilitatie van de godsdienst (…); de godsdienst heeft voor Bloch
een constante en onvernietigbare kern die op een of andere manier in het
futuristische marxisme bewaard moet blijven.’
Zelf heb ik enige teksten van Bloch proberen te lezen, maar aangezien
die niet in ’t Nederlands beschikbaar zijn, mijn Duits erg wankelbaar is en
Bloch bijzonder ingewikkelde redeneringen maakt, blijft deze filosoof voor mij helaas onleesbaar.
Had ik maar beter moeten opletten tijdens de lessen Duits
die me destijds met zoveel zorg gegeven werden. Tegelijk is het toch ook wel
schandelijk dat er nog altijd geen significant werk van deze filosoof in ’t
Nederlands vertaald werd. Dat zegt ook Joke J. Hermsen in een boek waarin ze
een pleidooi houdt voor een langzame toekomst. Blochs meesterwerk Das Prinzip Hoffnung is volgens haar ‘nauwelijks te vergelijken met enig ander
boek uit de geschiedenis van de westerse filosofie. Bloch mengt politieke
analyses met filosofische vergezichten, verbindt analyses van muziek aan oude
mythen en sprookjes, interpreteert literaire en andere kunstwerken vanuit een
eigenzinnig tijdsdenken, bestudeert het menselijk bestaan tot in zijn diepste
wortels en komt na duizend pagina’s tot de conclusie dat wij eigenlijk nog
altijd in de prehistorie leven, dat wil zeggen dat onze tijd feitelijk nog niet
gekomen is.’
Flor Vandekerckhove
* Arno Münster. L’Utopie
concrète d’Ernst Bloch. Une biografie. Paris, Ed. Kimé. 2001.
* Arthur Lehning. Dromen van een
betere wereld, in Prometheus en het recht van opstand. Essays en
commentaren III. Ambo/Baarn. 1987.
* Jan Willem Stutje. Ernest
Mandel Rebel tussen droom en daad. Antwerpen/Gent. Houtekiet/Amsab. 2007.
* Leszek Kolakowski. Geschiedenis
van het marxisme III. Utrecht/A’pen, Het spectrum.1981
* Joke J. Hermsen. Stil de tijd,
Pleidooi voor een langzame toekomst. Utrecht/A’dam/A’pen. De Arbeiderspers.
2009.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten