In een bundel papier blijft mijn oog haken
aan een voetnoot over Henri Vandeputte (1877-1952), Franstalige dichter die zijn beste tijd in Oostende doorbrengt. Van die Vandeputte bezit ik een antiquarische poëziebundel. Ik koester dat boekje, enerzijds omdat het een cadeau is van wijlen Yvon
Kermarrec↗︎, anderzijds omdat er een
handgeschreven opdracht in staat: Au cher
Mathieu Corman, stichter van de gelijknamige boekwinkels, waarover ik her↗︎ & der↗︎ al schreef.
De noot is de transcriptie van een passage
uit een radioprogramma, waarin Hugo Claus het over deze dichter heeft, die
hij in Oostende placht te frequenteren. 't Is een beetje gebrekkig geformuleerd, 't is dan ook spreektaal van de radio: ‘Er zijn ook mensen die, in die jongenstijd zal ik maar zeggen, die mij beïnvloed hebben, die niet bekend zijn, of althans maar bekend zijn in heel kleine kring, en zo iemand was, toen ik in Oostende woonde, een man die heette Henri Vandeputte. Het is een Franstalige Belgische dichter waar niemand meer over spreekt, die zijn glorie heeft gehad in het begin van deze eeuw, omdat hij niet alleen dichter was maar ook un homme du monde, die directeur is geweest van het Casino-Kursaal van Oostende (...) Een vooraanstaande rijke man met, zegt men, de mooiste porseleinencollectie van Europa (...) Hij had één grote fout voor de directeur van een Casino: hij speelde zelf... (...) En toen had hij een klein boekhandeltje in Oostende (Librairie de la bibliothèque, Madridstraat, n.v.d.r.) met vnl. zijn eigen boeken, dus tweedehands maar waarin de fine fleur van de Franse literatuur te vinden was, allemaal met opdrachten en eerste edities (...) Mijn vriendschap met die man was zo dat ik praktisch elke dag naar hem toeging, alleen maar om te luisteren wat hij vertelde over Apollinaire, over de grote Franse dichters van het begin van de eeuw en mijn surrealisme viel bij hem niet in zulke goeie aarde. Hij vond dat allemaal maar charlatans, dus hij zorgde voor een tegenpool, en hij was een uitstekend dichter, in de trant van Apollinaire. Leesbaar, niet van dat duister gedoe, wat men voor diepzinnig houdt. En hij heeft me een grote diepe kennis bijgebracht van de Franse literatuur, en waarom iets stijl had en waarom iets verderfelijk was, wat moreel nog kon en wat goed uitgedrukt werd. Dus die hele gamma. Ik had een professor in de poëzie...(...) Het is een levende schande van de Franse literatuur dat ze die man al was het maar een paar regels gunnen in hun encyclopedieën.’
Ensor en zijn bende
in Oostende
op YouTube
Geen opmerkingen:
Een reactie posten