Werenfried van Straaten, alias de spekpater. |
* In DLVuurtorenwachter plaatst Flor Vandekerckhove sinds 1988 columns, herinneringen, leesnotities, (mini-)essays, polemieken, verhalen, gedichten… ****************** ************* 'Deze vuurtoren belicht de verdwijnende wereld van een babyboomer/soixantehuitard.' ******************* ****
zondag 28 april 2013
Waar waart gij in mei 1956
dinsdag 23 april 2013
In memoriam John Gheeraert (1939–2003)
John Gheeraert (1939-2003) |
zaterdag 13 april 2013
Ko den duivel van Breninge (°)
De Hellepoort van de beeldhouwer Rodin.Het werk werd nimmer voltooid. Rodin werkte eraan tot zijn dood in 1917. |
‘Ko zat zonder werk en hij ging achter werk zoeken. Langs de weg kwam hij een feteure tegen en Ko ging uit de weg.- Ge ziet er zo triestig uit, zei dien here die in de feteure zat.- Zou ’t anders kunnen, zei Ko, ‘k Zoek werk en k vind er gene.- Wil je bij mij werken? Vroeg dien here.- Ba ja’k zei Ko. En hij kreeg een schone heure en eten en drinken. Maar hij moest tekenen voor vijf jaar.Ko was vijf jaar weg en als hij were kwam moest hij vertellen waar hij geweest was.- Ik was daar in een kurieus schoon kasteel, zei Ko, ‘k Had goed eten en drinken en ‘k moest maar juiste de mensen binnenlaten.Dat kasteel waar dat Ko portier was, dat was d’ helle. En had hij binnen die vijf jaar moeten doodgaan Ko had voor Pietje geweest.’ (1)
‘Een jongen woonde bij zijn stiefmoeder, hij kon haar aanwezigheid nauwelijks verdragen. Hij verliet met zijn vader het huis op zoek naar werk. Na een tijdje bereikten ze Wijnendalebos. Een ridder, die in werkelijkheid de duivel was, kwam op hun pad. Hij vertelde een dienstknecht te zoeken. Na wat gepraat trok de jongen bij hem in dienst. Zo werd hij gedurende 3 jaar portier van de hel. Na deze tijd keerde hij terug naar zijn dorp en vertelde er zijn wedervaren.’
‘Dit gedicht bevat allerlei traditionele legende-elementen, wat bewijst dat de auteur bekend was met het populaire verhaalcultuur van zijn tijd. Deze legende werd vrij goed bekend in Koekelare, waar wordt gezegd dat het in de omgeving heeft plaatsgevonden rond 1820. Het verhaal is bekend, zelfs in andere delen van Vlaanderen (…).’
donderdag 11 april 2013
Work in Progress (X)
In 1954 konden mijn ouders het winkelhuis van roste Miel kopen. De foto waarop ik samen met mijn moeder en vader sta dateert van 1959. |
X.
Op 7 december 1954 bevinden mijn ouders zich in het kantoor van Mr. Justin Boedts, notaris te Eernegem. Daar zijn ook aanwezig Camillus Vansevenandt, mijn grootoom, u inmiddels bekend als roste Miel, en zijn echtgenote Eugenie Vandekerckhove. Zij verkopen hun ‘woonhuis, dienstig voor handelshuis, met alle aanhorigheden en medegaande erve, onder bebouwden en niet bebouwden grond, en met af- en aankleven, oppervlakkig groot, volgens titelen, drie aren zeven centiaren twintig decimeter vierkant; gestaan en gelegen te Bredene-aan-Zee, Duinenstraat, nummer: 206.’ Mijn ouders zijn er de kopers van. De verkoopprijs bedraagt 400.000 frank, waarvan de helft meteen op tafel gelegd wordt.
Voor een kind is de maatschappelijke situatie waarin zijn ouders verkeren een gegeven feit waarvan de essentie nauwelijks bevraagd wordt en daardoor ook maar moeilijk begrepen kan worden. Voor een kind is die situatie ondoorgrondelijk. Al wat je ziet is de oppervlakte ervan. Als er schaarste dreigt dan ervaar je die natuurlijk wel, en dat heb ik ook gedaan. Ik zag ook wel dat er elders meer geconsumeerd werd, ook in arbeidersgezinnen. Ik zag dat andere mensen, in tegenstelling tot mijn ouders, op vakantie gingen. Ik zag dat kinderen op zondagen zakgeld van hun ouders kregen, iets wat ik thuis niet moest vragen. Ik constateerde wel dat al die verschijnselen in tegenspraak waren met het bewustzijn dat thuis regeerde als zouden wij, van de middenstand, het beter hebben dan de buren die niet over zo’n handelshuis beschikten. Dat de sprong naar de middenklasse alleen maar gemaakt kon worden door al de rest — het leven! — eraan ondergeschikt te maken is te complex opdat een kind dat zou begrijpen. Er was natuurlijk wel de stripfiguur Dagobert, de rijke vrek uit de familie van Donald Duck, die me had kunnen laten verstaan dat kapitaalbezit en consumptie niet hetzelfde zijn en dat er wel degelijk een maatschappelijke laag mensen bestaat die tegelijk veel bezit en toch weinig consumeert, maar daarvoor was de afstand tussen mijn ouders en de stripfiguur Dagobert te groot. De rijke Duck had een berg geld waar hij bovenop kon zitten, erin wegduiken of er gangen in graven, thuis had ik zo’n berg nooit zien liggen.
donderdag 4 april 2013
Volksverhalen uit Bredene
TOEN IK DESTIJDS stof aan ’t garen was voor mijn roman De Poldergeesten van Bredene⇲, viel mijn oog op het vreemde verhaal van een Bredenaar die naar de naam Ko luisterde. Hij zou de enige mens zijn die levend ter helle gevaren is. Meer zelfs, hij is er ook levend van teruggekeerd! Hij woonde alhier aan de Blauwe Sluis. Dat verhaal van Ko, de helleportier⇲ staat beschreven in Volksverhalen uit Oost- en West-Vlaanderen.
Ook is er in Bredene een behekste timmerman geweest: ‘Wanneer de jongen een plank had vastgetimmerd, kwam ze even later weer los. De onderpastoor heeft de jonge timmerman negen dagen lang overlezen.’ Negen dagen is lang, maar niet overdreven, want behekst waren Bredenaars soms al van in de wieg. Zo wist iemand te vertellen dat er een kindje behekst werd nadat het van een buurvrouw een kusje gekregen had. Het kind kreeg ‘de oude man’, een volkse benaming voor rachitis. Iemand anders vertelt aan zo’n student dat zijn vader ooit ongewild op het kerkhof beland is ‘omdat de waternekker hem had doen verdwalen’. De waternekker!⇲
Wie thuis bleef kon niet verdwalen, maar die moest dan weer goed op de kachel letten. Geklop in de kachel wees immers op de dood. Dat werd in 1896 bewezen toen een Bredens koppel zo’n geklop hoorde. Later bleek dat de zoon acht dagen eerder verdronken was.
Zo’n nare mare kon kwalijke gevolgen hebben. Een zwangere vrouw had horen zeggen dat het schip waarop haar man aan boord was, met man een muis vergaan was. Van angst beviel de vrouw van een doodgeboren kind. Neen, dan reageerde die andere vrouw uit ’t Dorp toch efficiënter. Zij had een sleutel in een kerkboek gestoken opdat de vissers veilig zouden terugkeren.
Wie geen zin had om sleutels in kerkboeken te steken, kon op bedevaart naar de Visserskapel⇲. Het verhaal van dat kapelletje luidt als volgt: ‘Bij de duinen van Bredene lag een Mariabeeld. Men zette het beeld in het kapelletje dat ter ere van Onze Lieve Vrouw was gebouwd. Op een dag haalde de pastoor het Mariabeeld uit de kapel en zette het in de kerk. De volgende ochtend stond het Mariabeeld vreemd genoeg opnieuw in het kapelletje.’ Mirakel!
Over een Bredense melkverkoopster gaat dit verhaal, maar ik weet niet of 't een mirakel is: ‘In de duinen in Bredene spookte het. Er was daar een waterput die de hele tijd riep: "Water en melk!" Die melkverkoopster kwam vroeger altijd water uit die put halen om bij de melk te gieten. Vandaar!’
Wat denk je van deze: ‘Een man uit Bredene die toverboeken bezat, kon de koeien op hun achterste op de mesthoop laten zitten. Uiteindelijk heeft men de toverboeken van die man afgenomen.’ Nog zo een: ’Een schaapherder die in de kerk zat, voelde instinctief dat de meid thuis in zijn koffer zat te snuffelen. De meid was in de toverboeken van de herder aan het lezen, waardoor de boerderij even later vol duivels zat. De schaapherder goot karnemelk op de grond, waarna de duivels verdwenen.’ Gelukkig kwam de pastoor al eens ter hulp: ‘Een boer en een boerin hadden veel ongeluk. Wanneer één van hun merries een veulen moest werpen, liep het altijd mis. De boer en de boerin gaven hun Hollandse knecht de schuld en lieten een pastoor komen. De geestelijke kwam de boerderij overlezen tot de zweetdruppels van zijn gezicht rolden. De mensen kregen ook medailles om boven de deuren en onder de dorpels te leggen. Daarna hadden de boer en de boerin stilaan meer geluk.’
[Deze tekst dateert in oorsprong van 2013. In 2024 presenteer ik het stuk op Bredene Retro.]
dinsdag 2 april 2013
Work in progress (IX)
Tegen de tijd dat mijn ouders een occasie Opel Kapitan kochten, waren we verhuisd van de Golf- naar de Duinenstraat. |
IX.
Mijn vader zal niet lang met zijn vooroorlogse Fordje blijven rijden, de wagen die mij aan een paardenkoets laat denken, aan een postkoets met gordijntjes voor de ramen. Wellicht omdat die Ford, nog voor mijn vader hem aankoopt, al door en door versleten is, wordt hij al gauw vervangen. Nu koopt hij zich een tweedehands bestelwagen, zodat hij de levende kippen niet langer bovenop het dak moet transporteren. De bestelwagen herinner ik me beter dan de Ford.
Een mooie zondag was het ook toen we in 1953 een uitstap naar Oostende maakten om er de gevolgen van de overstroming te bekijken. Ondergelopen kelders, diepe putten in de straten… Wat een uitstap! Beelden die ik me vandaag nog altijd kan herinneren; niet alleen omdat het prettig kijken is naar de miserie van andere mensen, maar ook omdat mijn ouders op die zondag nog enkele mensen meegevoerd hadden, achteraan in de laadbak van de camionette, waar ook ik in mijn rieten zeteltje zat. Die andere mensen waren jonge meiden, vriendinnen van mijn vaders zusters, mijn nog jonge tantes, die op stap gingen en daarbij een gratis lift naar Oostende wisten te waarderen. Wat die rit vooral zo memorabel maakte was dat mijn vader, ergens halverwege tussen Bredene en Oostende hard moest remmen, of misschien wel doelbewust en onnodig hard remde, waarbij al die meiden in de laadbak door elkaar geschud geraakten, over elkaar heen geworpen, op de bodem van die laadbak terecht kwamen, benen omhoog, vlak voor mijn ogen, lingerie, jarretelles, nylons. Geharrewar. Een ideale gelegenheid om mijn hoofd weer eens onder zo'n vrouwenrok te steken! Of ik dat toen ook gedaan heb, komt later nog wel aan bod, in een hoofdstukje over ontluikende seksgevoelens bijvoorbeeld. Wacht maar.
Leuk was ook de uitstap die we naar Oostende maakten om daar de gevolgen van de overstroming te bekijken. |
De mooiste occasie die mijn ouders kochten was toch wel de Ford Customline. |
Work in progress (VIII)
[Onlangs ben ik aan een autobiografie beginnen schrijven, meer bepaald aan een verbeelde variante op het genre. Ik ben daarmee gestart op mijn vierenzestigste verjaardag en hoop een eerste versie af te hebben op de dag dat ik vijfenzestig word. Zo nu en dan presenteer ik een nieuw hoofdstuk. Wie (eerst) eerdere hoofdstukken wil lezen, drukt op een van de labels onderaan.]
VIII
Hoe benoem ik een boek waarvan ik eerst dacht dat het memoires zou heten en daarna autobiografie en nu weer iets anders? Godver ja, ik blijf meer dan ooit worstelen met de benaming, de kwalificatie, de terminologie. Dat komt door veel dingen. Het komt bijvoorbeeld door wat ik u hierboven over mijn tocht doorheen de Garre van Cornelis verteld heb en waarvan ik me uiteraard afvraag of dat verhaal wel in dit boek past. Het komt dus ook doordat ik voortdurend aan ’t schrappen, kappen en schaven ben.
De auteur (onderaan centraal met korte broek) van deze autobiografie in wording, omgeven door zijn familie. |