TOEN HET STOF gaan liggen was, bleek
dat Mei 68 een aantal politieke groeperingen had
laten ontkiemen die zich ver, zeer ver ter linkerzijde bevonden. Ze noemden
zichzelf revolutionair en beriepen zich expliciet op de arbeidersklasse. Dat gaf een probleem, die clubjes waren veelal aan de universiteit ontloken en ze
werden bijgevolg bevolkt door activisten die zich na hun studies aan de, laat
ons zeggen, bovenkant van die arbeidersklasse situeerden, een bedenkelijke plek, misschien iets te dicht tegen wat vandaag ongetwijfeld middenklasse zou heten. Daar
moest iets aan gedaan worden. Er werden strategieën bedacht, waarvan
de ene nog minder zoden aan de dijk bracht dan de andere en waarbij de enen al
vlugger dan de anderen inzagen dat er uiteindelijk niets anders opzat dan zelf lijfelijk van boven
naar beneden te verhuizen. Vandaar ook dat ikzelf een document liggen heb
waaruit blijkt dat ik mezelf automecanicien mag noemen.
Die groepen waren aan de universiteit
ontloken, maar ze wortelden ook diep in de geschiedenis. Sommige verwerkten
bijvoorbeeld Stalin in hun embleem, anderen volgden dan weer het pad dat diens
aartsvijand, Trotski, lang voor hun geboorte ingeslagen had. Zelf had ik me bij
een club van die laatste gezindte aangesloten. Maar wat ik zeggen wil is dit: in
het verleden had de sociale samenstelling van die groeperingen er toch anders
uitgezien. Zij hadden hun activisten in perioden van arbeidersoproer
gerekruteerd, waardoor de sociale mix anders was: minder
professoren, meer arbeiders.
In Gent besloten we een poging te ondernemen overlevenden op te sporen. Zo komt het dat ik op een donkere herfstavond in
de Keizer Leopoldstraat aanbelde ten huize van Oscar Vereecken. Hij opende de
deur met een groot vleesmes in de hand, de Turkse
inwijkelingen wantrouwend die de wijk monopoliseerden. Oscar leerde ons als bij donderslag de door de
migratie ontstane problemen in de volkswijken te begrijpen.
Rik De Coninck herinnert het zich. ‘Oscar was, denk ik, in 1916 geboren. Hij was een
gepensioneerde elektricien die in Brusselse warenhuizen liften en roltrappen
hersteld had. En hij was trots op zijn stielkennis. Hij wilde ook meteen weer tot
de organisatie toetreden. Hij was recht voor de raap en had het soms wat moeilijk
met intellectuelen.’ Zo herinnert Marijke Colle zich een
avond in Café De Spin waarbij Oscar zich plotsklaps naar haar toekeerde en met luide stemme vroeg: ‘Maar wie was diene Hegel
eigenlijk?’ Ja, er viel enige afstand te overbruggen, maar dat kwam rap
goed, ook omdat een aantal van onze ‘intellectuelen’ inderdaad hard bezig was van boven naar beneden te verhuizen.
Rik weet nog meer: ‘Oscar was in
1936 lid geworden van de trotskistische partij RSAP (Revolutionair-Socialistische
Arbeiderspartij) of RSP, want de naam werd in die tijd gewijzigd. In elk geval
was er toen in Gent een groepje trotskisten actief. Ik herinner me nog dat Oscar
er een behoorlijk grote afkeer van stalinisten aan overgehouden had. Toen we
in Gent, in 1982 en ’83, eenheidslijsten met de KPB neerlegden, was hij daar dan
ook niet onverdeeld voorstander van. Wat hem niet belette zijn
naam aan die lijst toe te voegen.’
Hij
was hard voor stalinisten, maar ook voor katholieken. Toen we een
stakerspiket aan het tramdepot gingen versterken, stevende hij recht op een
ACV-vlag af en legde de verbouwereerde vaandeldrager uit dat hij zijn drapeau uit de regen weg moest halen, omdat het groen geel zou worden. Maar hij had gelukkig nog andere tips
voor de mannen van het kleinspoor, tijdens de grote staking van 60-61 had hij in Gent met succes de rails vol
mortel gegoten.
De
integratie van Oscar was een succes. Hij werd al gauw een echte kameraad die hielp waar hij kon en door ons partijtje ook in de bloemen gezet werd, zoals uit de foto
blijkt. De Coninck weer: ‘Toen hij
heel oud geworden was, heeft Raf Verbeke er nog voor gezorgd dat hij naar een
appartement kon verhuizen. Daar is hij ook overleden.’ En kijk, 't mag allemaal lang geleden zijn, vergeten zijn we hem niet.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten