
Een weg terug was er nu niet meer. Ik besloot er nog enige populistische argumenten bovenop te smijten: ‘Gij zijt zeker zo’n klootzak die weigert aan een staking deel te nemen! Gij zijt zeker van het soort dat vindt dat deze regering het nog zo slecht niet doet! Wat kan u het schelen dat ik tien minuten te vroeg met de trein vertrek? Is dat misschien uw eigen trein? Of betaal ik die met mijn belastinggeld? Of hebt ge zoveel noten op uw balk omdat hij voor één keer op tijd is?! Of ik een vervoerbewijs kan betalen? Misschien kan ik wel een taxi betalen, dat zijn uw zaken toch niet. Steek dat ticket maar in uw reet! En geef er daar dan een knip in, kaartjesknipper van mijn kloten. Kan ik een ticket betalen? Om dat te weten gaat ge de flikken erbij moeten halen. Die zijn ook zo flink wanneer ze in uniform zijn. En ze hebben bovendien een wapen. Misschien kunnen ze eens op me schieten.’ Ik was me nu toch wel heel erg kwaad aan ’t maken. Maar gelukkig sprak ik die woorden alleen maar in gedachten uit, want met die mens viel niet te redeneren, zo had ik meteen gezien. Zo’n mens kon alleen maar met actie overtuigd worden. Geen woorden maar daden! Niet nadenken, meteen handelen. Rechtstaan. Man tegen man. Ooghoogte. Een kopstoot, vlam! En daar lag de treinbegeleider op de grond… Vanuit zijn neus te bloeden als een varken… Een geveld zwijn in uniform… Ik keek om me heen en zag dat mijn medepassagiers me met sympathie toeknikten. Het stimuleerde me om nog verder te gaan. En met die stap zette ik mijn voet bovenop zijn hoofd en riep: ‘Lik nu mijn zolen maar, meneer de kaartjesknipper. Gij dacht zeker dat ik zo’n sukkelachtig oudje was? Ge had deze keer, helaas voor u, echt wel de verkeerde vast. Wie denkt ge wel dat ge zijt, snotneus? Denk ge dat uw ouders daarvoor in 68 op de barricaden gestaan hebben, om kommaneukers gelijk gij te kweken?’ De passagiers begonnen nu te applaudisseren en vuurden me, met de duim naar beneden, aan om de treinbegeleider helemaal af te maken. Maar dat deed ik uiteraard niet, net zomin als ik al het vorige gedaan had. Dat verzet had zich alleen maar in mijn hoofd afgespeeld. Mijn daadkracht had zich beperkt tot het bovenhalen van mijn portefeuille en het enige wat ik gezegd had was dit: ‘En hoeveel zal me dat nu weer kosten?’ Dat bleek niet weinig te zijn, gelukkig had ik voldoende geld op zak.
Flor Vandekerckhove
Geen opmerkingen:
Een reactie posten