dinsdag 31 oktober 2017

Het privilege van de Vistrap

Vissers hadden het privilege om hun vangsten zelf te verkopen. Meestal was dat de taak van de vissersvrouw. Soms gingen ze er zelfs mee venten in de omliggende dorpen. De foto’s maken ook wel duidelijk dat het begrip voedselveiligheid in die tijd ruim ingevuld werd.



De Oostendse Vistrap is een fenomeen, een ijkpunt, een icoon en nog wel een aantal dingen, een marktplaats bijvoorbeeld. Vissers verkopen er ook vandaag nog hun waar aan particulieren. En ze doen dat al sinds mensenheugenis. De naam verwijst naar de tijd dat de vissers hun vangst op die plek via een trap van het schip uit het dok naar de kaai transporteren. Mensenheugenis is in dit geval dus 1877, want in dat jaar is de put diep genoeg uitgegraven die eerst Visserijdok zal heten en later Montgommerydok. 
Vissers beschikken echter al veel langer over het privilege om zelf hun vangsten te verhandelen. Dat oeroude privilege wordt door de jonge Belgische staat bevestigd. Op 15 mei 1870 zegt een wet dat de visserij niet belemmerd mag worden door een verplichting om de vangst in vismijnen te verkopen, door de verkoop aan huis of de leurhandel te verbieden of door gelijk welke andere beperkende maatregel.
Toch komt er in Oostende een reglement dat het privilege inperkt. Wanneer de nieuwe vissershaven in 1933 in gebruik genomen wordt, moet al wie van de dokken gebruik maakt de vangst in de vismijn verkopen. De stad kan dat doen omdat ze eigenaar is van de gebouwen en faciliteiten die ter beschikking van de visserij gesteld worden.

— Met de bouw van het garnaalkot probeerde de stad 
Oostende de verkoop van garnalen te reglementeren. 
De loods zou nooit gebruikt worden. De foto dateert van 
midden de jaren dertig. —
De Oostendse Vistrap ontsnapt evenwel aan die stedelijke voorschriften. De volkskundige auteur Jef Klausing (1918-2004) weet hoe dat komt: ‘Een meter breedte van de kaaimuur van het Montgommerydok behoort toe aan het Ministerie dat het beheer over Bruggen & Wegen voert. Daar geldt bijgevolg het stedelijk reglement niet.’  Mij lijkt dat iets uit de trukendoos te zijn, maar die doos wordt in de visserij wel meer bovengehaald, zo heb ik menig maal mogen ondervinden.
De stad heeft ook wel geprobeerd om ook daar de verkoop van garnalenvangsten te reglementeren. In 1933 melden lokale kranten dat het stadsbestuur van plan is om een loods te bouwen waarin de officiële verkoop van garnalen zal doorgaan. Die komt er in 1934. Meteen ontstaat er discussie. De handelaars eisen een verkoop per afslag, de vissers willen de verkoop per opbod. Een poging tot verzoening mislukt en het ‘garnaalkot’ blijft ongebruikt.
De vissers die hun waar aan de Vistrap verkopen heten in het Oostendse dialect bootsjouwers. Het is een term die stamt uit de zeilvisserij. Bij windstilte moeten ze hun motorloze schuiten in de haven (of op het strand) trekken (sjouwen). Aan de Vistrap tref je vandaag hun historische opvolgers aan en ze worden ook nog altijd zo genoemd. Uiteraard trekken ze nu het zeegat in met schepen die gemotoriseerd zijn, maar het zijn wel de kleinste vaartuigen van de vissersvloot; veelal jagen ze dicht tegen de kust op garnalen. 
De plaats die de bootsjouwers in de vissersgemeenschap innemen is altijd al een beetje apart geweest. En neen, met veel zijn ze niet meer; de vergelijking tussen de twee onderstaande beelden spreekt boekdelen. Over de vele acties die ze destijds gevoerd hebben om hun bestaansrecht op te eisen heb ik hier↗︎ al geschreven, waardoor ik dit stukje toch nog kort kan houden.
Links: de Vistrap in de jaren vijftig van vorige eeuw. Het beeld werd geschoten vanuit een appartement op de Oostendse Visserskaai. Rechts: de Vistrap zoals hij er nu uitziet; die foto werd van uit het dok gemaakt. De veelkleurigheid lijkt wel uit het beeld verdwenen. Zeker verdwenen is de maalboot die we links zien passeren. Ook verdwenen is de omvangrijke kustvissersvloot. In de jaren vijftig was duidelijk geen plaats genoeg om de schepen achter elkaar aan te leggen, de schippers moesten hun vaartuigen tegen elkaar aanmeren.

[Deze post dateert in DLVuurtorenwachter al van 2017. In 2022 redigeer ik hem opnieuw, ten behoeve van de FB-groep Oostende Retro.]

1 opmerking:

Luc Blomme zei

Een Duitse officier roept tijdens de oorlog op de vistrap: "Achtung!".
Vissersvrouw: "Moen'k ze bitje kuuschen menère?".