De
tafel is groot en ik ben klein. Het is warm, het is zomer. Er is massaal veel volk naar de kust afgezakt, dit is het seizoen waarin het geld verdiend wordt. Ik voel de stress. Ik ben vijf.
Mama duwt de boterham ruw in mijn
hand en trekt de kelderdeur achter mij dicht. Ik ga op de bovenste trede van de
houten trap zitten en gooi de boterham naar beneden. Daar, in het halfduister,
wordt hij een witte vlek op de grauwe keldervloer. Ik ben moe.
Wakker
word ik doordat mijn neus jeukt. Ik kijk naar een jongen die me met een
pluimpje aan ‘t kietelen is. ‘Dag slaapkopje,’ zegt hij, ‘wat
doe jij hier?’
‘Ik
woon hier’, antwoord ik.
‘In
een kelder?’ De jongen kijkt om zich heen. Het
lijkt hem geen woonplaats te zijn. 'Hier is niet eens een WC', zegt hij.
Daarom
zeg ik: ‘Ik woon ook in het huis dat erboven staat.’
De
aanwezigheid van de jongen beangstigt me geenszins. ‘Hoe heet jij’, vraag ik,‘ waar woon jij, wat doe je hier?’
Ik
heet Rolf’, zegt de
jongen, ‘Rolf is het omgekeerde van Flor, en Ik kom je boterham opeten.’
Dat vind ik wel goed.
‘Ik
woon in Eneder B’, zegt
Rolf nu, ‘da’s het
omgekeerde van Bredene en ik kom hier om samen met jou op avontuur te gaan.’
Hij lacht vrolijk en zegt: ‘Kom, hop met de beentjes.’
Rolf en ik trekken de
kelder in. Intussen leert hij me een lied waarvan hij zegt dat het onze hymne is:
En we gon no ’t froent / achter perdestroent / En we gon der vele rapen.
Als
we bij het keldergat aankomen, steekt Rolf zijn hoofd erdoor zodat hij de
straat kan zien. ‘Voor mijn ogen’, zegt hij plechtig, ‘ontplooit zich de bovenwereld. No pasarán!’ Hij
keert zich om, kijkt me aan en zegt bezwerend: ‘Dit is een toverspreuk: no
pasarán!’
Nu
wordt het tijd om naar mijn uitgangspositie terug te keren. Rolf verdwijnt via
‘t keldergat en ik zit weer op de trap. Nog altijd zing ik luid van ‘t
froent en perdestroent.
Met
een ruk trekt moeder de kelderdeur open. Ze trilt. Met uitpuilende ogen kijkt
ze naar het kind dat ze verwekt heeft. Ik staak mijn gezang, twijfel een ogenblik en zeg dan vol overtuiging: ‘No pasarán!’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten