dinsdag 28 augustus 2018

Moord in de duinen: de duinenpieper heeft ‘t gedaan

— Door mij bijgekleurde krantenfoto
Margaretha Cheyns —
‘Wie moord denkt, denkt vaak zee en zeelui.’ Zo luidt de openingszin van Querelle uit Brest, een roman van Jean Genet. Of dat waar is, weet ik niet, maar in ’t geval van de moord op Margaretha Cheyns is dat wel degelijk het geval geweest.
Eerst de feiten. Op 1 augustus 1933 vinden spelende kinderen in de duinen ten westen van Oostende het met zand bedolven lijk van een vrouw. Het betreft de 31-jarige Margaretha Cheyns, naaister, werkzaam als winkeljuffrouw in het centrum van de stad.
Verdacht is meteen Octaaf Wijffels, marconist op de maalboten. Cheyns is voor het laatst in zijn gezelschap gezien. Samen met een derde zijn ze op 8 juli op uitstap naar Blankenberge geweest. De mannen bezoeken achteraf in Oostende een dancing. Cheyns is nooit thuisgekomen.
De Oostendenaars weten dat Margriet bij leven en welzijn achter Octaaf Wijffels aanloopt. Tijdens het onderzoek lekt uit dat Octaaf aan de derde gevraagd heeft om te getuigen dat hij hem die avond tot aan de deur van zijn pension brengt. Niet dus! Op 4 maart 1935 wordt Wyffels tot 10 jaar opsluiting veroordeeld. De uitspraak schenkt niemand voldoening en in mei 1943 komt er een nieuw proces, waarin Octaaf Wyffels onschuldig bevonden wordt. Hij krijgt een schadevergoeding en ook zijn achterstallige wedde als marconist wordt vereffend.
Maar als Octaaf Wyffels het niet gedaan heeft, wie dan wel?
De California, dancing die Wyffels die avond bezoekt, heeft een reputatie: ‘Men beweerde eveneens dat er aldaar ongure lui over de vloer kwamen en dat Margaretha wellicht iets te veel had gezien betreffende nachtelijke smokkelpartijtjes. Men sprak zelfs in dat verband over verdovingsmiddelen.’ (°)
Op de dag van de moord is de Oostendse boekhandelaar Mathieu Corman in de buurt aanwezig. Corman leidt een avontuurlijk leven, sympathiseert met de USSR en verkoopt in zijn winkel door de kerk verboden lectuur. Daardoor torst hij in het kleinsteedse Oostende de aura van een excentriekeling. In een nabijgelegen club houdt hij die dag met een artistieke vrienden een rijkelijk met drank besprenkeld etentje. Corman en zijn maats worden als getuigen opgeroepen. In anonieme brieven wordt hij van de moord beschuldigd. De Antwerpse krant De Dag richt publiekelijk de schijnwerpers op de boekhandelaar. Die gaat in de tegenaanval en in maart 1939 wordt de krant wegens laster en eerroof veroordeeld.
Maar als Mathieu Corman het evenmin gedaan heeft… Wie dan wel? 
Omer Vilain heeft het over een mogelijke aanranding door een ‘duineloerder’, die verder in zijn stuk ook ‘duinschuimer’ heet. Ik haal er het Oostends woordenboek bij en daar verwijst ‘duuneloerder’ naar ‘duunepieper’ met als tweede betekenis: ‘iemand die in de duinen trekt om vrijende paartjes te beloeren.’ Niet te verwarren met het daaropvolgende lemma, ‘duunepoeper: iemand die in de duinen gaat vrijen.’  Waarna de kwestie in de Oostendse volksmond wellicht als volgt luidt: Werd de duunepoeper door een duuneloerder vermoord?
Zelf zou ik het niet weten. Al wat ik kan doen is nazeggen wat liedjeszanger Frans Jacobs er destijds over zingt: Weer eene moord / Wat smart en rouw / In Oostende vond men ’t lijk / Van eene jonge vrouw. (°°)

(°) Omer Vilain. De moord in de duinen. In Langs ’t hard zand. p. 126 e.v. Uitgave De plate, Oostende. 1973.
(°°) Jef Klausing. Het groot Oostendsch liedboek. Uitg. Emiel Decock Aartrijke. 1991. p. 465.

Geen opmerkingen: