Tania is maar net op tijd, ze stapt meteen in
de bestelwagen die haar naar de paarden brengt, in de laadbak liggen zadels. Tegen de tijd dat ik besef dat ik geen autosleutels op
zak heb is zij al uit 't zicht verdwenen. Ik blijf achter, bij de
honden die hun wantrouwen niet verhelen. Nog een geluk dat de autodeuren niet op slot zijn. We
komen overeen, de honden en ik: zij houden zich buiten op en ik binnen.
Al wat ik kan doen is binnen wachten tot Tania van de paardenrit terugkeert,
wat enkele uren kan duren. De honden houden mijn bewegingen in ’t
oog, die miniem zijn: al wat ik doe is een stukje schrijven over iemand die in de auto een
stukje over honden schrijft. En dit is wat ik daar leer.
Als een mens lang genoeg in een auto zit en daar niets anders doet dan
schrijven, en als de honden dat lang genoeg aanschouwen, valt het
wederzijdse wantrouwen weg. De mens kan op den duur gewoon uit de auto stappen en buiten
een plasje maken, de honden kijken nauwelijks nog op. De lezer mag van
mening zijn dat zoiets nauwelijks ’t schrijven waard is, maar de lezer zit daar
niet drie uur lang in een auto te wachten hé.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten