De dorpelingen vertellen ons
honderduit over hun feest. De dorpspastoor zegt: ‘Alles
mag. Alles moet. Alles is onbegonnen werk.’ (°) En hij wil
ons per se zijn kerktoren tonen. Die toren kan, zo blijkt, alleen aan de buitenkant beklommen worden,
via een lange plank. We durven niet te weigeren en gaan de pastoor achterna.
Stappen wordt klimmen, klimmen wordt kruipen en de laatste loodjes wegen inderdaad
het zwaarst. Boven overzien we het bergdorp, waar het feest zich ten volle ontplooit. Groot is onze verwondering als we opmerken dat de kat ons tot boven gevolgd
is. ’t Zal niet gemakkelijk zijn om het beest weer beneden te krijgen. Ook
omdat de vent d’autan de plank weggewaaid
heeft. Hoe we beneden geraken weet ik niet meer, de kat hebben we boven achtergelaten.
Mijn voorstel om de pompiers erbij te halen wordt door de dorpelingen
weggehoond. Al de gebeurtenissen zijn zo absurd dat we vermoeden dat de dorpelingen
ons ongevraagd in een spel betrokken hebben, een spel dat we als buitenstaanders niet begrijpen,
een spel waarin alles mag, alles moet en alles onbegonnen werk is.
Flor Vandekerckhove
(°)
Het verhaal werd in gang gestoken door de zin die Jan Haspeslagh me opstuurde: 'Alles mag. Alles moet. Alles is onbegonnen werk.’ Een citaat van Herman de Coninck. Hij
deed dat in het kader van een experiment dat ik enkele maanden geleden aanvatte.
Daarbij vroeg ik lezers of ze me een zin wilden geven. In ruil beloofde ik hun
een verhaal. Meer erover staat hier.
En weet je wat? Je kunt nog altijd deelnemen en me je zin opsturen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten