vrijdag 1 februari 2013

Waar is de tijd?


Waar is de tijd? Tot voor kort was dat een retorische vraag, een openingszin die oude mensen toeliet herinneringen aan lang verleden dagen op te halen.  Vandaag wordt de vraag ook op een andere manier gesteld. Hij komt na de vaststelling dat mensen in almaar toenemende tijdnood verkeren. Hij is dan niet langer een stijlfiguur, maar een vraag die wel degelijk een antwoord verwacht. Als er geen tijd meer is, waar is die dan naartoe?
Het is een queeste die ons overduidelijk bezighoudt. Dat blijkt uit het succes van het boek Stil de tijd waarover ik eerder al geschreven heb. (1) Zelf heb ik me trouwens ook al over de kwestie gebogen in een stukje waarin ik het model van de voedselzandloper kaap om het op onze tijdbesteding los te laten. (2)
In het boek Neem de tijd voegt Koen Haegens er een belangrijk element aan toe. (3) ‘De waarheid is dat haast en stress niet alleen persoonlijke, maar bovenal collectieve, maatschappelijke problemen zijn. Die laten zich niet individueel oplossen. Ze vragen om een politiek antwoord.’
Haegens schetst het kader: ‘Algemeen wordt aangenomen dat het naoorlogse industriële kapitalisme, gekenmerkt door sterke overheden, vakbonden en natiestaten, heeft plaatsgemaakt voor “iets” nieuws.’ Ja, dat weten we, dat heet globalisering. Maar globalisering wijst alleen naar het ruimtelijke aspect van die verandering. Over de dimensie van de tijd in dat ‘iets' gaat het zelden. Dat is vreemd: ‘Want juist op dit vlak hebben zich de afgelopen dertig jaar, hand in hand met de globalisering, de grootste veranderingen voorgedaan. Inderdaad: een revolutie in de tijd.’
Bijlange niet iedereen heeft het al door, maar het is wel een feit: de werkweek is weer langer aan ’t worden: ‘Waren “we” in 1975 wekelijks nog 43,5 uur kwijt aan werk, huishouden, onderwijs en zorgtaken, in 2005 was dat 48,5 uur geworden.’ Bovendien gaat het ook harder. Vroeger pakten we de dingen een na een aan, nu doen we alles tegelijk: met een broodje in de ene hand en de telefoon in de andere werpen we een blik op onze mails. Daar bestaat een ‘cool’ woord voor: multitasken.
Waar is de tijd? De tijd die we vroeger wel degelijk hadden wordt nu opgeslorpt door de economie. Dat heeft het neoliberalisme ons gelapt in de jaren die volgden op de revolte van 1968: ‘Onder invloed van het neoliberalisme werden de “bruikbare” protestpunten ingekapseld en omgekneed: wel de vrijheid, niet de gelijkheid; wel de individuele verantwoordelijkheid, maar niet de economische democratie. Inderdaad: het neoliberalisme als een gestolen 1968.’
De oude tijdsdiscipline (het taylorisme, met zijn prikklokken en bandwerk) werd vervangen door een nieuwe: ‘Doordat mensen meer eigen verantwoordelijkheid en vrijheid wordt gegeven bij het uitvoeren van hun werkzaamheden, ervaren wij tijdsdiscipline niet langer als een beknellend korset dat ons van buitenaf wordt opgelegd. (…) de nieuwe tijdsdiscipline komt van binnenuit.’ We hebben de discipline verinnerlijkt. Waardoor die zelfs in onze almaar schaarsere vrije tijd binnengeslopen is in de vorm van fastfood, magnetron, koffie to go, telefoneren op de fiets, zelfs speeddating en het opdrijven van de rendabiliteit in de kinderjaren (vanaf muziek voor ongeborenen, over bijlessen voor twaalfjarigen tot carrièrebeurzen voor tieners)…
Aan de andere kant van het leven, in de ouderdom, slaat de tijdsdiscipline al even hard toe. Ook in de eindfase van ons leven slurpt het neoliberalisme de onbenutte dagen en uren op. Dat wordt het pensioendebat genoemd: ‘Als mensen niet langer doorwerken in een betaalde baan, dan toch minstens als vrijwilliger. In de gezondheids- of ouderenzorg bijvoorbeeld, waar het wegbezuinigde personeel door onbetaalde krachten wordt vervangen. Of in de kinderopvang. Zo kunnen de onproductieve opa en oma in elk geval papa en mama in staat stellen meer uren te draaien.’
We hebben het druk druk druk en we zijn er nog trots op ook. Dat heb ik onlangs mogen ondervinden. Enkele ouwe makkers ondernamen onlangs een poging om de leden van een plaatselijke jeugdclub van weleer nog eens samen te brengen. In het heen-en-weergeschrijf dat daarover ontstond reageerden er twee meteen enthousiast. De eerste opa schreef: ‘Op 7 april ga ik de derde dynamische fase van mijn leven in (…) Ik ben nog altijd met duizend en één dingen bezig, dus best de organisatie plannen in een week-end als het kan. Hoe vlugger een datum kan vastgelegd worden, hoe vlugger ik mijn agenda kan blokkeren.’ De tweede reageerde meteen: ‘Inderdaad (…) we zitten in de derde dynamische fase.’ Een antwoord dat ons meedeelde dat ook hij het nog altijd druk druk druk had. Andere reacties zag ik niet, misschien komt dat doordat de anderen het in hun derde dynamische fase nòg drukker hadden of dat ze niet tijdig hun agenda hadden kunnen blokkeren (maar het kan ook zijn doordat ik meteen had laten weten dat ik niet erg geïnteresseerd was).
Mocht u het begrip derde dynamische fase in de hoek van de peptalk willen kegelen (waar het thuishoort), dan helpt het boek van Koen Haegens u alvast aan enige munitie om de tegenaanval in te zetten. ‘Het doel is immers leven, niet geleefd worden. Om dat te bereiken, om de tijd werkelijk te némen, is het nodig de machtsvraag te stellen: wie beslist over mijn tijd?’ Het is een vraag die Haegens in dit boek bevredigend beantwoordt. Rest ons vervolgens alleen nog maar de tijd weer tot ons te nemen. En daarbij rekening te houden met de slotzin van het boek: ‘Maar verwacht niet dat je hem zonder slag of stoot krijgt.’
Flor Vandekerckhove

(1) Joke J. Hermsen. Stil de tijd, Pleidooi voor een langzame toekomst: http://florsnieuweblog.blogspot.be/2012/09/stil-de-tijd.html
(3) Koen Haegens, Neem de tijd. Overleven in de to go-maatschappij. 2012. Ambo/A’dam. 209 ps. 17,95 €.