VERLEDEN WEEK lees ik voor het eerst iets over The Last Days of Paris⇲ (2016), het nieuwste boek van de
Britse fantasyauteur China Miéville. Het herinnert me eraan dat ik me ooit
voorgenomen heb om me een beetje in het genre te verdiepen.
Eerder heb ik al iets soortgelijks ondernomen voor de western⇲, de noir⇲ en ook voor de gothic⇲, een genre dat het ook van
de griezel⇲ moet hebben. Het
zijn vooral producten uit de wereld van de pulp, stationsromannetjes en B-films, genres
die men tot de lagere cultuur rekent.
Eerder leerde ik al dat sommige fantasy-auteurs een interessante visie
hebben op het verband tussen het genre dat ze plegen en de maatschappij waarin dat tot stand
komt. Dat geldt onder anderen voor J.G. Ballard⇲ en Neil Gaiman⇲. Daarnaast kwam
ik te weten dat er nogal wat linkse auteurs zijn die zich in die genres gespecialiseerd
hebben. Dat geldt ook voor China Miéville. Hij is niet alleen een succesrijk
auteur van fantasyverhalen, hij is ook een trotskist.
Het is trouwens in een trotskistisch blaadje dat ik een interview⇲ met Miéville vind
dat me nu introduceert in de wereld van de fantasy.
Er zijn, zegt Miéville, drie redenen waarom socialisten zich voor dat verschijnsel moeten interesseren. Ten eerste is het een immens populair
genre. Hoe dat komt is een interessante vraag. Daarnaast wantrouwt hij critici
die de ‘goede smaak’ verdedigen en
ten derde lijkt het erop dat er ‘een
vreemde affiniteit bestaat tussen radicale politiek en fantasy. Er zijn
veel auteurs van fantasy en science fiction die zich op een of andere manier
ter linkerzijde bevinden. Iain Banks is een socialist, Ken MacLeod en Steven
Brust zijn trotskisten, Ursula Le Guin en Michael Moorcock zijn linkse
anarchisten, en er zijn er nog, een lijn die tot William Morris teruggaat en
verder. Dat geldt ook voor het surrealisme, misschien wel het hoogtepunt van
het fantastische in de kunsten.’
In dat interview haalt Miéville twee marxistische auteurs aan die interessante
boeken over het verschijnsel geschreven hebben: ‘Wellicht heeft Darco Suvin, de theoreticus
van de SF, het meest invloedrijke marxistische standpunt geleverd in Methamorphoses of Science Fiction
(1979). Hij staat politiek achter SF die hij verwant acht met het
vooruitstrevende project, vooral in de kindertijd van de burgerlijke
maatschappij. Hij zegt dat SF gekarakteriseerd wordt door ‘cognitieve
vervreemding’ — het opereert volgens een rationeel/wetenschappelijke manier van
denken, maar het betrekt daarin vervreemding van het hier en nu, zodat het daar
creativiteit kan aan toevoegen. Fantasy daarentegen zag hij als een genre dat
zich wijdt aan het anti-cognitieve (…) gewoon een andere griezelige kick ... een
sub-literatuur van mystificatie.’ Suvin heeft zijn mening inmiddels herzien,
zegt Miéville, maar zijn oorspronkelijke negatieve oordeel is nog altijd heel
invloedrijk.
Miéville zegt verder dat hij veel socialisten kent die de fantasy
verwerpen omdat daarin sprake is van geesten en magie, fenomenen waaraan we als
marxisten geen geloof hechten. Literatuur die beweert dat spoken bestaan
vinden socialisten dubieus: ‘Volgens
mij is dat een verkeerde opvatting van wat kunst is. Ik heb spookverhalen
geschreven — dat betekent geenszins dat ik in geesten geloof. Ik schrijf een
verhaal dat niet de pretentie heeft een directe representatie te zijn van de
echte wereld. De suspension of disbelief⇲ is
cruciaal.’
Het andere marxistische boek over fantasy is José
Monleons A Specter is Haunting Europe: A Sociohistorical Approach to the
Fantastic (1990). Volgens deze auteur reflecteert fantasy het bekende beeld
van Goya: De slaap van de rede brengt monsters voort: ‘Ik denk dat dit echt een nuttig startpunt is’, zegt Miéville, ‘Goya tekent een slapende mens die bedreigd
wordt door verschillende fantastische schepsels. Monleon zegt — terecht, zo
denk ik — dat Goya een verband van oorzaak en gevolg blootlegt tussen rede en
onrede.’
‘De oorspronkelijke omarming
van het wetenschappelijke denken in het kapitalisme was progressief in
vergelijking met wat daaraan voorafging (…) Maar we weten ook dat het
kapitalisme (…) de arbeidersklasse en diens emancipatorische politieke project
onderdrukt. (…) Het spook van de revolutie, zegt Monleon, lijkt aan de basis te
liggen van deze herintrede van de onrede in het algemeen en van het
fantastische in het bijzonder. (…) De kapitalistische rationaliteit produceert
haar eigen monsters.’
Ter linkerzijde wordt fantasy nogal eens weggezet als iets wat dient om de realiteit te ontvluchten. Miéville denkt
daar anders over: ‘De maatschappij zit
bij je op de stoel wanneer je een boek schrijft of leest. Je kunt niet
ontsnappen aan je geschiedenis of je cultuur. Het is bijgevolg belachelijk te
denken dat boeken die het niet over de echte wereld hebben eraan ontsnappen. Fantasy
wordt nog altijd geschreven en gelezen doorheen de filters van de realiteit
(…)’
Het interview sluit af met een aantal directe vragen over het schrijven van fantasy en revolutionaire politiek. Daarin zegt Miéville een aantal zaken die mijns inziens opgaan voor alle literaire fictie en zelfs voor
alle kunstuitingen. Wat ik daar zelf over denk heb ik hier⇲ eerder al geschreven.
Zegt Miéville: ‘Zodoende creëer je een
mentale ruimte (…) die het onmogelijke herdefinieert (of dat pretendeert).
Psychologisch en esthetisch is dat een erg radicale daad. Het laat ons toe (…)
om op een andere manier over de mogelijkheden van de realiteit na te denken.’
China Miéville slaagt er wel in om ondanks al die fantasy de voeten
stevig op de grond te houden: ‘Ik hou
passioneel van bizarre fictie, spookverhalen, griezelverhalen en SF, maar ze
gaan de wereld niet veranderen. Dat is de reden waarom ik een romanschrijver
ben èn een revolutionaire socialist.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten