— Philip Rahv (1908-1973) — |
Bladeren in oude jaargangen van een tijdschrift, da’s iets wat ik graag
doe. Toen ik hier de volledige collectie van het New Yorkse
culturele tijdschrift Partisan Review
aantrof, was het dan ook alsof ik op een goudmijn stootte. Nu en dan keer ik naar die
site terug. Als iets mijn oog trekt, maak ik er een stukje van. Die stukjes vind je gemakkelijk weer als je in de labels ter rechterzijde van de blog op ‘Partisan Review’ klikt.
Inmiddels ben ik aan het PR-nummer van februari 1938 toegekomen. Hier valt mijn blik op een bijdrage (*) van Philip Rahv, een van de twee stichters
van dat tijdschrift. Hij maakt de balans op van de eerste twee congressen van
de League of American Writers, een mantelorganisatie
van de communistische partij (CPUSA).
Het eerste greep plaats in 1935. De tekst was duidelijk genoeg,
zegt Rahv: ‘Het kapitalistische systeem
verkruimelt terwijl we ernaar kijken’ en de tekst vervolgt: ‘Tien jaar geleden was er slechts een
handvol auteurs dat voldoende ver kon kijken en moedig genoeg was om een
standpunt ten voordele van de proletarische revolutie in te nemen. Nu zijn er
honderden die willen helpen om de vernietiging van het kapitalisme te
bespoedigen.’
De Amerikaanse schrijvers die aan het stichtingscongres deelnemen
focussen op de ‘various forms of
revolutionary writing and the writer’s relation to communism.’ Welke 'various forms' dat zijn vertelt Rahv ons niet. Wel wijst hij op de hoogdravende boodschap van de
Franse Louis Aragon, waarvan hij zegt: ‘These
people have never learned to distinguish between the living world and the
mechanized dreams of their party-apparatus.’ Ook haalt hij een discussie
aan waarin een goedmenende Amerikaanse auteur het over ‘volk’ heeft en hoe de
herauten van de partijlijn alles in stelling brengen om dat woord te vervangen door ‘arbeiders’.
Hoe anders is het in 1937. Het Tweede Schrijverscongres poneert niet
langer dat het kapitalistische systeem
verkruimelt en in de teksten is er nu wel volop sprake van ‘het volk’. Dat komt doordat de
communistische partijen intussen een andere ‘lijn’ aangenomen hebben. Nu gaat het volop over het vormen van ‘volksfronten’. En als de partij zwenkt dan moeten de schrijvers mee
zwenken. ‘Revolutionary writing’ is
niet langer nodig, want in de nieuwe lijn steekt de partij de hand uit naar,
wat Rahv neerbuigend omschrijft als: ‘well-paid scenario
writers and ancient contributors of The Saturday Evening Post.’ Ze zijn het soort schrijvers waarmee de
communisten dat volksfront in de literatuur weerspiegeld willen zien.
Het Eerste Schrijverscongres heeft auteur Waldo Frank tot voorzitter gekozen.
Tijdens het Tweede Congres is die nergens meer te bespeuren. Donald Ogden
Stewart wordt de nieuwe president. Rahv noemt hem ‘a dark horse from Hollywood’. Maar wat is er met de eerste
voorzitter gebeurd?
De Wikipedia leert me dat Waldo Frank zich openlijk uitspreekt tegen de
schijnprocessen in
Moskou en dat hij in
januari 1937 in Mexico een bezoek brengt aan de uit de Sovjet-Unie gezette
Leon Trotski. Frank is aan de kant gezet omdat hij de partijlijn niet volgt.
— Waldo Frank (1889-1967) — |
Waarom hecht Rahv zoveel belang aan die congressen? 'Veel Amerikaanse
schrijvers zoeken een antwoord op de vragen die de sociale crisis van de jaren
dertig oproept', zegt hij. ‘Daarin hebben de
stalinisten, ondanks hun krankzinnige sectarisme, in de vroege jaren dertig een
vooraanstaande rol gespeeld. (…) Hun literaire politiek was de weerspiegeling
van een sectaire partijlijn, maar omdat de partij zich nog op revolutionaire
principes baseerde, kon ze bepaalde revolutionaire krachten in de literaire
wereld vrijmaken. “Proletarische literatuur” (…) was nooit een onvermengd
product. Gedeeltelijk was het een resultaat van de sociale situatie van de
hedendaagse cultuur en gedeeltelijk een administratief begrip van de
communistische partij en van de belangengroepen van sovjetauteurs. Die hebben het programma van die literatuur zover doorgedreven dat het niet meer
toegepast kan worden, ze hebben het teruggebracht tot onzin (…)’
Nu de communistische koerswijziging verduidelijkt dat literatuur alleen nog de bureaucratische gedachtenkronkels moet dienen,
roept Rahv de schrijvers op om het woord van André Gide te volgen: ‘Kameraad,’ zei Gide, ‘geloof nergens in;
aanvaard niets zonder bewijs. Het bloed van martelaren heeft nog nooit iets
bewezen. (…) Stop met geloven: studeer. (…) Laat niet toe dat ze je dat geloof
opleggen. Laat niet toe dat ze je inpakken.’
Flor Vandekerckhove
Philip Rahv. Two Years of Progress — From Waldo Frank to Donald Ogden Stewart. In Partisan Review, volume IV – nr. 3 / feb 1938.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten