Ik kies voor de tweede bank. Hij staat een beetje verder, vanwaar ’t
iets moeilijker is om de tram te zien afkomen. Ik haal het boek uit mijn tas,
maar mijn aandacht blijft bij het meisje. Vanuit mijn ooghoek zie ik dat ze
naar me kijkt. Moet ik medelijden uiten? Moet ik haar vermanend aanspreken? Vaderlijk
streng, broederlijk begrijpend? Geld geven? Moet ik een dienst bellen die haar
komt weghalen? Negeren? Daar komt de tram.
Op die tram denk ik nog een beetje aan dat meisje, maar niet lang. Ik
blader in het boek dat ik uit de bib weggeplukt heb en lees daarin een gedicht.
(°) Tegen de tijd dat ik thuiskom heb ik het vertaald.
Flor Vandekerckhove
Op de hoek van 26th Street en
Broadway
Elke avond tijdens de
wintermaanden een man staat
En daar bedden verkrijgt voor
de daklozen
Door een beroep te doen op
voorbijgangers.
Het zal de wereld niet
veranderen
Het zal de relaties tussen mensen
niet verbeteren
Het zal het tijdperk van
uitbuiting niet inkorten
Maar enkele mensen hebben een
bed voor de nacht
Voor een nacht wordt de wind
van hen weggehouden
De voor hen bedoelde sneeuw
valt op de rijbaan.
Leg het boek niet neer terwijl
je dit leest, man.
Enkele mensen hebben een bed
voor de nacht
Voor een nacht wordt de wind
van hen weggehouden
De voor hen bedoelde sneeuw
valt op de rijbaan
Maar het zal de wereld niet
veranderen
Het zal de relaties tussen mensen
niet verbeteren
Het zal het tijdperk van
uitbuiting niet inkorten.
(°) Bertolt Brecht: A bed for the night (1931)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten