IN DE TIJD dat ik van mijn pen moest leven, vulde ik ook het tijdschriftje van een groep horeca-uitbaters. Dat ik een oude trotskist was, vonden ze geen probleem, zelf vond ik het ook geen probleem dat zij rechtse medemensen waren. Later, veel later, toen ik met pensioen was en zij hun zaak voor veel geld verkocht hadden, ontmoette ik af en toe de oud-ondervoorzitter die net als ik veel wandelde. Verder verdeed hij zijn tijd met reizen en zo was hij ook in Coyoanan geweest, waar hij het kleine Trotski-museum bezocht had, plek waar Leon Trotski zijn laatste dagen doorbracht. Daar had de ondervoorzitter gezien dat Trotski konijnen placht te kweken. Tegen zijn echtgenote had de ondervoorzitter gezegd: 'Dát moeten we aan Flor vertellen.'
Om hem te plezieren zoek ik op 't net foto's van Trotski's konijnenkoten. Alzo passeer ik een Amerikaanse blogger die zich de Rustbelt Radical noemt, revolutionair èn humorist, een zeldzame combinatie. 's Mans humor blijkt uit zijn stelling dat trotskisten
kattenmensen zijn en maoïsten hondenmensen. Da's uiteraard onzin, maar er bestaat wel een boek over Trotski’s moordenaar Ramón Mercader die in de
titel vernoemd wordt als The Man
Who Loved Dogs (het boek is van de Cubaanse schrijver Leonardo Padura, dus niet te verwarren met De vrouw die de honden te eten gaf van Kristien Hemmerechts).
De digitale publicaties (pdf en EPUB) van De Lachende Visch zijn gratis.
Mail erom (en vermeld de titel: in dit geval ‘200’, dan begrijp ik het wel.): liefkemores@telenet.be⇲.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten