Mijn vader had een weerhuisje met twee deurtjes. Het werd bewoond door een koppel Duitsers uit het Zwarte Woud. Je zag dat koppel nooit eens samen. Bij zonnig weer kwam de vrouw buiten
piepen, bij vochtig weer was het haar man.
Mijn vader was erg met dat weerstationnetje in de heu… weer. ’s Morgens keek hij door ‘t raam en terwijl hij commentaar gaf op het weer, draaide hij aan de schoorsteen tot de juiste Duitser buitenstond. Dat alles overdenk ik terwijl ik naar
het weerhuisje kijk dat ik mij gisteren aangeschaft heb. Ik kijk naar buiten en zie dat ‘t pijpenstelen regent. Ik draai
aan de schoorsteen, en hopla, daar verschijnt het mannetje met zijn paraplu. Alles
klopt, zowel binnen als buiten, alles is zoals het hoort, de regen en het paraplumannetje, heden en verleden, herinnering en actualiteit. Ik ben één met het universum dat baadt in rustige zekerheid. Waarna ik een wijle mijmer over het merkwaardige fenomeen, waarbij een man, ouder wordend, almaar meer op zijn vader begint te gelijken.
Flor Vandekerckhove
Geen opmerkingen:
Een reactie posten