dinsdag 18 augustus 2015

Over taboes en hoe ze ongestraft doorbroken worden

Een schip is als een vrouw, zegt de pastoor. Het meisje lacht. Echt, zegt hij, ik heb dat al veel horen zeggen, dat ze naar hun tweede vrouw gaan. Hij nipt van zijn glas. Ja, zegt het meisje, dat zeggen ze ook als ze naar ons komen
Tijd voor een nieuw rondje Tuborg. Een schip is meer dan een werktuig, zegt hij tegen een ander meisje dat om zijn aandacht vraagt. Daarom krijgt een schip ook een naam. Het wordt gedoopt en het krijgt een peter en meter. Dat toont aan dat het niet alleen maar werktuig is. Het meisje twijfelt. Mijn vibrator heeft ook een naam, zegt ze, hij heet Johny. De pastoor gaat daar niet op in. De vissers spreken over hun schip als over 'haar', zegt hij, terwijl het schip toch onzijdig is. De visvangst is trouwens een seksuele daad. De vissers bezwangeren hun schip met de vangst die in de buik — het ruim — geschoven wordt. In de visveiling wordt 'zij' van de vangst verlost, zoals een vrouw van een kind verlost wordt. 
Komt het daardoor, vraagt een meisje, dat wij ons, na ’t werk, niet op de pier mogen vertonen? Dikke Blomme zegt dat de vissers daar boos om zijn en dat het slecht is voor de zaken. 
Ja, dat klopt, antwoordt de reder die de meisjes betaald heeft, je mag geen vrouwen zien bij ’t vertrek naar de visgronden, dat leidt de aandacht af van ’t werk; dat is slecht voor de zaken. We nippen van ons glas. Op zee mogen de vissers maar oog hebben voor één vrouw, zegt de reder, en dat is het schip
Vraagt dat andere meisje: Waarom mogen de vissers ook geen varken zien als ze op weg zijn? Algemeen gelach. En Tuborg. Dat meisje heeft gelijk, zegt de pastoor, met waterige oogjes, varkens zijn taboe. Het woord taboe gaat van mond tot mond: taboe, taboe, taboe, taboe, taboe… Hola, zegt het ene meisje, je gaat vrouwen toch niet met varkens vergelijken zeker. Ik kan je verzekeren dat ’t vooral mannen zijn die… Maar de pastoor heeft een verklaring: Varkens hebben twee tenen, zoals de duivel, da’s dus geen goed teken. 
Een visser roept: Je mag ook geen katten zien. 
De pastoor knikt: Katten doen aan heksen denken, net als kraaien en raven. Slecht teken! We drinken Tuborg. En dan roept een andere visser: Eenden! Eenden mag je ook niet zien! De visser die al zo’n beetje overal geweest is, roept ook: Op de Shetlands mogen we geen palingen en otters zien en in Schotland moet je zorgen dat je blik geen zeehond kruist. 
De pastoor knikt, hij ziet er moe uit: In Texas mogen de vissers geen alligator zien en in Zweden heerst er een taboe op kikkers. Zijn stem lispelt: Dat zijn allemaal dieren die de grens tussen land en water kunnen overschrijden, ze zijn dus ambigu en daarom taboe. De twee meisjes zitten nu op de schoot van de pastoor. Het linkse meisje zegt zachtjes in zijn oor: Ambigu, ja, da’s een mooi woord en taboe da’s ook een mooi woord. Het rechtse meisje zegt: Mag ik straks ook eens ambigu zijn en je taboe afzuigen?
Dit is het moment waarop ik in actie moet treden. Daarom heeft de pastoor me met hem mee gevraagd, om de kerk in ’t midden te houden, iets waar ik bekend voor ben. Ik sta op en zeg kordaat: Straks vaart Patten uit! Gaan we hem uitwuiven? 
De meisjes vinden het een goed idee, want ze zijn toch al betaald. Ook de vissers vinden het oké. Alleen de pastoor twijfelt, maar ik help hem over die twijfel heen door hem zijn jas aan te reiken.
Een vreemd gezelschap is ‘t, dat daar bij ’t krieken van de dag de pier opstapt, de pastoor met aan elke arm een jonge vrouw, met kleren die van lichte zeden getuigen; de reder die zijn kat gestuurd heeft en een bende vissers die elkaar de paling doorgeven die ik een vroege visboer ontvreemd heb. Helemaal op ’t einde van de pier wachten we geduldig op ’t schip dat straks van achter de sluisdeuren zal opdagen. De pastoor heft een lied uit de Carmina Burana aan, de vissers roepen: Dáár! Daar is zij! En dan glijdt het schip van Patten voorbij, sierlijk als een mooie vrouw die met een perfecte zwemslag door de golven klieft, rijp om uit het zicht van ’t land bezwangerd te worden. We joelen en juichen. De meisjes ontbloten hun borsten, een visser steekt de paling omhoog, ik roep: Patten, kijk, kijk, er staat een pastoor op de pier! Patten zwaait ons lachend toe. Hij roept iets wat we niet verstaan en toont ons dan zijn bloot gat. Terwijl het schip onverstoorbaar zee kiest, staren wij het na. Het feest is afgelopen. De meisjes knopen hun blouses dicht en terwijl we op onze schreden terugkeren neemt de pastoor ons de biecht af. 
Morgen weer!

Flor Vandekerckhove


[Dit stuk maakt deel uit van een verhalenproject waarbij ik versteende vissersverhalen weer tot leven probeer te wekken. Wie er meer wil lezen kan hier klikken, op die plek worden er een twintigtal vermeld.]

Geen opmerkingen: