Het was lang
geleden dat ik nog iets van hem vernomen had, maar gisteren had ik weer contact
met Hoss, een cowboy op rust, die overigens verre
familie van me is. Hij had me iets te vertellen dat hij liet aanvangen met de
spectaculaire openingszin: ‘God is één
ding en de hemel is iets anders.’ Ik nestelde me in de zetel en liet de
woordenstroom via Skype over me heen komen: ‘Zo heb jij dat wellicht nog niet bekeken’, zei hij terecht, ‘maar ik ben tot de conclusie gekomen dat
God niet bestaat, maar de hemel wel.’ Ik zuchtte. ‘Over God kan ik kort zijn’, zei hij, ‘men zegt dat Hij alles kan. Kan Hij dan ook een steen maken die Hij
zelf niet kan opheffen?’ Ik besloot wijselijk om te zwijgen en maar goed
ook, want hij vervolgde triomfantelijk: ‘Het
antwoord bewijst sowieso dat God niet almachtig is en derhalve niet bestaat.’
Daar viel geen speld tussen te
krijgen. Hoss weer: ‘Aantonen dat de
hemel bestaat is moeilijker, want dan moet ik je de snaartheorieën uitleggen en
het over het multiversum hebben, maar je zult toegeven dat een groot deel van
het heelal nog onbekend is.’ Ook dat moest ik toegeven. Hoss was erover gaan
nadenken toen ze onder de grond in Genève het Higgsdeeltje vonden. En of ik dat
kende. En of ik wist dat een mijner landgenoten het bestaan van dat deeltje als
eerste, zij het in theorie, ontdekt had. En of ik begreep dat dit inhield dat
alle elementaire deeltjes een massa hadden. Gemakshalve antwoordde ik telkens
ja. ‘Welnu’, vervolgde de cowboy, ‘ook na onze dood moet er van ons een
minieme hoeveelheid massa overblijven, want iets kan niet ineens niets worden,
er blijft altijd iets.’ Daar moest ik eens over kunnen nadenken, maar Hoss
gaf me de kans niet: ‘Gelovige mensen
noemen het de ziel, maar da’s zever, ik noem het De Rest. Belangrijker dan de
naam is dat je beseft dat zo’n elementair deeltje zo licht is dat het zich aan
enorme snelheden door het universum beweegt. Niet tegen de lichtsnelheid, want
dan zou het géén massa mogen hebben, maar toch aan een snelheid die deze van
het licht benadert.’ En waar gaat De Rest dan zo rap naartoe, wilde ik
vragen, maar Hoss was me voor: ‘Onlangs
heeft de NASA de planeet Kepler-425b ontdekt. Men denkt dat daar leven mogelijk
is. Ik ben ervan overtuigd dat De Rest naar zo’n plek gaat, waar het goed
toeven is en waar al De Rest bijeenkomt. Want’ en hij liet een goedgeplaatste stilte vallen, ‘Kepler-425b is nog maar het begin.’ Het
werd tijd voor enige tegenspraak, dus vroeg ik: ‘Hoe komt het dat
wij dan van al De Rest nooit enig teken ontvangen hebben?’ Hoss had een schitterend antwoord klaarstaan: ‘Weet je hoever die Kepler-425b van ons vandaan ligt? 1.400 lichtjaren!
En ja, de hemel ligt wellicht nog verder. De Rest doet er dus ontzaglijk veel
tijd over om tot daar te geraken. De Rest van wie gisteren gestorven is heeft
nog een lange weg te gaan. Wat daar al aangekomen is… da’s De Rest van mensen
die bijlange niet op ons technische niveau staan, misschien is dat De Rest van
mensen die de fiets nog niet uitgevonden hebben. En als wij, met al de huidige
mogelijkheden, niet in staat zijn om zo’n contact te leggen, hoe zou De Rest van
mensen die al zo lang dood zijn dat dan kunnen?’
Flor
Vandekerckhove
Het Oneindige
Heelal
Geen opmerkingen:
Een reactie posten