Links: het huis Zwarteberg op de Zwarte Berg. Rechts: Het kindermeisje Barbe poseert met de kleine Marguerite en vader Michel de Crayencour |
Ward De Bever denkt er ongetwijfeld ’t zijne van, maar ge moet toch ook eens naar mij luisteren. Ik zeg u dat we meer aandacht moeten hebben voor onze Franstalige medeburgers. 't Is een stelling die ik niet meteen met een Latijns gezegde kan larderen, maar waarover ik toch iets kan schrijven.
Sinds ik, wandelend door het Heuvelland, op het huis gestoten ben
waar Marguerite Yourcenar een deel van haar kindertijd doorbrengt, ben ik me
een beetje in dat mens gaan verdiepen. Wat een familie ! Die heet, zeer Vlaams
en tegelijk zeer vreemd, Cleenewerck de
Crayencour. Later zal Marguerite dat Crayencour omvormen tot Yourcenar,
een bijna-anagram.
Marguerites moeder sterft in Brussel, in ’t kraambed, en vader Michel
neemt het pasgeboren wicht mee naar de Zwarte Berg waar de familie een
landgoed heeft dat toepasselijk Zwarteberg heet. Brussel, Zwarteberg, Frans-Vlaanderen…
Dat ligt allemaal in mijn buurt, waarom ken ik die geschiedenis dan niet? Wel,
dat komt doordat Yourcenar in ’t Frans schrijft. Vlamingen zijn niet
geïnteresseerd in Franstalige schrijvers, in Brussel geboren en op de
Zwarte Berg getogen. Spijtig.
Enkele dagen geleden sta ik dus onverhoeds voor dat huis. Yourcenar:
‘De Zwarteberg zou honderd kamers hebben gehad (zoals het oude Thebe honderd poorten telde!). Ik heb er sindsdien soms aan teruggedacht en ik heb er in mijn herinnering nooit meer dan een dertigtal kunnen vinden. Als we een beetje smokkelen en het huisje van de conciërge, dat nog steeds bestaat, de paardenstal, die later tot garage is geworden, en de wasserij toevoegen waar ik elke zaterdag mijn wollige schaap waste, zouden we op zijn hoogst aan een veertigtal kamers komen.’ Veertig! En zo komt Marguerite daar toe: ‘Op een julidag van het jaar 1903 stapt een geheel in ’t zwart geklede heer, in wie de kruiers en de controleur zonder moeite Monsieur de C. herkennen, in Rijssel uit de trein en neemt het boemeltje naar Bailleul, waar de paarden van Madame Noémi en hun koetsier op hem wachten. De heer de C. houdt een dashond aan de lijn. (…) Achter hem, en voorwerp van zijn bezorgde aandacht, lopen twee dames, eveneens in het zwart, die door de beambten van het kleine station al spoedig herkend worden als personen in zijn dienst. De ene is Barbe, of Barbra zoals ik haar later zal noemen (…) De andere is de kraamverpleegster Madame Azélie (…) Madame Azélie draagt in haar armen de baby die op een kussen met een witte sloop ligt (…)’
Over de bewoners schrijft Yourcenar aan haar neef:
‘Er zou ook veel te zeggen zijn over de mensen die onder dat dak hebben gewoond, van uw geduchte overgrootmoeder — “Madame Cleenewerk” zoals uw grootvader haar bij voorkeur noemde — tot aan de bedienden, de koetsier Achille, de tuinman Hector, de kokkin Juliette, de Dikke Madeleine en de Kleine Madeleine, en de hofmeester-huisknecht Joseph (…) Al die mensen en nog een paar anderen leefden in het souterrain, de grote zwartgeblakerde keuken waar koperwerk blonk, de melkerij met zijn aarden potten vol gezouten boter en de “salle des gens” met zijn grote ronde tafel, precies onder de eetzaal van de meesters gelegen, en vrolijker dan die.’
Had ik vroeger moeite gedaan om me in haar oeuvre te
verdiepen, had ik dat alles al lang geweten en had ik ook iets geweten over
twee bewoners waarover ik nog iets kwijt wil. Op ’t internet vind ik een foto
waarop die twee, samen met de kleine Marguerite, poseren, vader Michel en kinderjuf Barbe. Hebben Barbe en
Michel iets gehad, samen? Het kan,
want Yourcenar suggereert ‘enkele
lichamelijke contacten, ondanks zijn minachting voor affaires met
ondergeschikten.’ Maar wat ik me afvraag: wat doet zo'n 'bovengeschikte' Michel eigenlijk om aan de kost te komen?
Niets, zo blijkt. Hij is een grootgrondbezitter en brengt zijn tijd door in
casino’s, hobby waaraan hij uiteindelijk ten onder gaat. Naar verluidt rijdt
hij ook graag met auto’s. En er zal er ook veel tijd gekropen zijn in het
kammen van zijn indrukwekkende snor. Yourcenar schrijft dat hij ‘politiek ontwaakt’ ten tijde van de onderdrukking van de Commune
van Parijs: ‘Dit relaas, dat Michel zijn
hele leven zal achtervolgen, heeft van hem geen man van links gemaakt; het
heeft voorkomen dat hij een man van rechts werd.’ Mooi gezegd. Ik kijk naar de foto en zie inderdaad een sympathieke man, van het
type dat we in West-Vlaanderen een nieweerd
noemen. Michel leeft dus upstairs. Downstairs leeft Barbe, de vrouw op de
foto, het kindermeisje. Je zou het haar op die foto niet nageven, maar Barbe
gaat graag van bil. Op Zwarteberg valt daarover zelfs een anonieme brief in de bus. Zegt
Yourcenar:
‘Maar haar interesse voor mannen en het verlangen iets aan haar toch niet karige loon toe te voegen brachten haar ertoe de rendez-voushuizen te bezoeken.’
Ohlala! Vader ontslaat het kindermeisje, waarna hij zich wellicht naar het casino begeeft.
Flor Vandekerckhove
De schrijversparadox!
www.youtube.com/watch?v=ovp90NAgkTs
Geen opmerkingen:
Een reactie posten