Het was vrijdagmorgen en de klok sloeg tien. Telefoon. Of ik ooit in mijn brievenbus keek? En of ik dat deze week al gedaan had? Of ik
wist dat Camiel overleden was? Of ik naar de dienst zou komen? Of ik wist dat die om 10 uur zou doorgaan — de daaropvolgende dag. Of ik na de
dienst zou blijven eten? Maar dat het geen verplichting was.
Uiteraard kijk ik in mijn brievenbus. Neen, daar was geen doodsbrief in
gevallen. Neen, dat nonkel Camiel overleden was wist ik niet. Waar die dienst zou
doorgaan wist ik evenmin. Over dat eten moest ik eerst een beetje nadenken, ook
omdat het zo uitdrukkelijk geen verplichting was. En dat ik
een extra doodsbrief zou krijgen. Ik moest beloven dat ik in m'n brievenbus zou kijken.
Ik legde de
telefoon neer, keek voor alle zekerheid nog eens in de bus en dacht aan
nonkel Camiel die me, toen ik tien was, in de bakfiets meegenomen had,
om er vlug een te gaan kraken in café Sportwereld. Nonkel Camiel die me, toen ik twaalf was, naar
het voetbal van A.S. Oostende meenam, waarvan hij een vurig supporter was. Nonkel Camiel die van mij het soort mens
gemaakt had dat in de XXIste eeuw nog altijd Een kusje bij het autobusje kan zingen, en dat tot ergernis van mijn vriendin: Je hangt al aan 't lusje en geeft me nog
een kusje / ting, ting, doet de bel: schat slaap wel. Vooral dat ting, ting, doet de bel is onvergetelijk. Van nonkel Camiel komt ook de merkwaardige uitdrukking: Al wie geen haar heeft is een puit!, een
kreet die nergens op slaat, maar waarmee ik in mijn studententijd toch veel
succes had.
Mijn vader had veel gemeen met Camiel, zijn jongere broer, zelfs de
stem. Kort nadat mijn vader gestorven was, kreeg ik een telefoontje van Camiel
en ik dacht waarlijk dat ik mijn vader hoorde spreken. Een ervaring uit de twilightzone! Ook wij hadden veel
gemeen, Camiel en ik. We konden fantaseren als geen ander. En we dronken graag
een pint (in mijn familie dronken alle mannen graag een pint.) Zelf dronk ik zo
graag een pint dat ik er al lang mee opgehouden ben. Fantaseren daarentegen doe
ik nog altijd, daarvan getuigt deze blog.
Naar die uitvaartdienst ben ik niet geweest en naar dat diner evenmin,
want dat kreeg ik niet meer georganiseerd. Ik was, eerlijk gezegd, ook in mijn gat gebeten. En het
had het bijkomende voordeel dat ik aan de tralala van de pastoors ontsnapt ben,
wat ik anders ook wel gedaan zou hebben.
Ze hadden me gemist, zeiden ze achteraf. En het was niet met opzet gebeurd.
De doodsbrief was wel verstuurd, maar hij was helaas niet gearriveerd. Ah de
post!
Flor Vandekerckhove
Louis Baret:
Geef mij nog een kusje. (ca 1954)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten