— Mary McCarthy (1912-1989) — |
Enkele dagen geleden ben ik in Partisan Review (PR) beginnen
bladeren, een klein, beroemd Amerikaans cultureel tijdschrift waarvan je hier alle nummers
kunt inkijken. Het heeft van 1934 tot 2003 bestaan. Tot 1936 beweegt het zich
rond de communistische partij, in 1937 gaat het een onafhankelijke koers
varen.
Het eerste nummer van die nieuwe reeks verschijnt onder redactie van Philip
Rahv, William Phillips, Dwight Macdonald, George L.K. Morris, F.W. Dupee en
Mary McCarthy; stuk voor stuk boeiende Amerikaanse intellectuelen die
merkwaardige trajecten afleggen.
Alan Wald, die zijn wetenschappelijke
carrière besteedt aan het bestuderen van linkse Amerikaanse schrijvers,
zegt over die redacteuren:
‘After a fling with Trotskyism in the late 1930s, Phillips and Rahv progressively moved to a stance conciliatory to Cold War anticommunist liberalism in the late 1940s and 1950s. Then, in the 1960s, Rahv stunned his associates by returning to a kind of elitist Leninism before his death in 1973.’
Al dat zigzaggen is wel interessant, maar mij interesseert vooral Mary
McCarty. Ik herinner me die vrouw, ik ken haar naam al van in mijn
apenjaren. In de sixties reist ze naar Vietnam om zelf te kijken wat haar
landgenoten er uitvreten. Ze schrijft er een vernietigend verslag over. Heb ik
haar toen op de televisie gezien? Heb ik iets over dat rapport gelezen of
gehoord? Haar naam heb ik wel degelijk tot vandaag onthouden.
Na haar studies komt Mary McCarthy in een links New Yorks milieu
terecht. Dat begint zich in die tijd op te splitsen in stalinisten en
trotskisten. McCarthy stemt erin toe om deel uit te maken van een Amerikaans
comité dat de aantijgingen onderzoekt die in de beruchte Moskouse processen
tegen Trotski geuit worden. Ze is vierentwintig als ze in PR begint te publiceren. Ik heb het hier eerder al geschreven: de redactie is een
jongensclubje. Mary mag meedoen, maar dan wel in een apart hoekje waar ze de
theaterrubriek volschrijft. Die stukjes worden later gebundeld en in de
inleiding zegt ze:
‘Een keer per maand, nadat de vaat gedaan was, schreef ik mijn Theater Kroniek, hopende dat ik daarin niet al te bourgeois zou klinken, wat de communisten munitie zou geven.’
De redactie van PR wordt inderdaad hard aangevallen. Nog voor
het eerste onafhankelijke nummer verschijnt, wordt de inhoud door de Moskou-supporters al veroordeeld. De redacteurs worden slangen genoemd, verraders,
zelfs moordenaars, die
volgelingen geloven immers al wat de bende van Stalin hen op de mouw spelt.
Het heeft Mary McCarthy niet belet om een leven lang een eigen weg te gaan
en ten gepaste tijde haar nek uit te steken voor de goeie zaak. Ze heeft dat op
een indrukwekkende manier gedaan, anders had ik dat in mijn tienerjaren
uiteraard nooit opgemerkt. Wat een contrast trouwens met de rest van de
redactie, van die mannen had ik tot verleden week nog nooit gehoord.
Ik zie dat Mary McCarthy memoires geschreven heeft die ook in het
Nederlands uitgegeven werden: Herinneringen
aan mijn roomse jeugd. Ha, roomse jeugd! Dat heb ik met haar gemeen. Ik zet het boek op mijn
verlanglijstje.
Flor Vandekerckhove
Geen opmerkingen:
Een reactie posten