Dylan in Lonesome Day Blues⇲: I'm going to spare the defeated, I'm going to speak to the crowd / I’m going to teach peace to the conquered, I'm going to tame the proud. Vergilius in de Aeneid: ‘(…) Roman, these will be your arts: / to teach the ways of peace to those who conquer, / to spare defeated peoples, tame the proud.’ (Vergilius, Aeneis 6.851-53; ik vind nergens een Nederlandse vertaling op ’t net.)
Vandaag, 24 mei, verjaart Bob Dylan⇲, hij wordt 83.
Weer vat ik een Dylanboek aan. (°)
NA mijn veel te lange zoektocht naar de betekenis van Newport Song Festival 1965⇲, had ik er nochtans schoon genoeg van, maar nu verzamel ik notities voor een nieuw essay, gepland voor ’t najaar. Daarin wil ik enkele schrijvers belichten die het hevige rumoer van hun tijd succesvol beantwoordden, door er op beklijvende wijze gepaste literaire vormen voor te bedenken. De tijden/auteurs die ik op ’t oog heb zijn het aanstormen van de moderniteit (Charles Baudelaire), de onmiddellijke impact van de Russische revolutie (Isaak Babel) en ten derde de sixties, waardoor ik toch weeral bij Bob Dylan terechtkom.
Richard F. Thomas⇲ is professor, hij doceert klassieke talen, hij is ook fan van Bob en heeft een boek over Dylan geschreven (°) ‘Lang geleden al heeft Dylan in mijn hoofd het gezelschap vervoegd van de klassieke dichters. Hij maakt deel uit van die klassieke stroom die in Griekenland en Rome ontspringt en voortvloeiend doorheen de tijden relevant blijft tot vandaag. (…) Van meetaf aan werkt Bob Dylan volgens artistieke principes en attitudes, naar compositie, revisie en performance, die veel gelijkenis met deze van de Ouden vertonen.’ Dylan schrijft ook in tijden en in een land dat volgens Thomas veel gelijkenis vertoont met het oude Rome: ‘de banden van de twee culturen zijn deze van supermachten, rassenspanningen, de hardnekkige herinnering aan lang beëindigde burgeroorlogen, een aanvoelen van de breekbaarheid van politieke structuren en neergang van de menselijke situatie, het verlies van morele en religieuze verbondenheid en het terugdringen van de tegencultuur.’ Ook in Rome ‘viel de periode van politieke instabiliteit samen met een briljante opvolging van dichters en andere schrijvers, zoals dat gebeurt in tijden van politieke en nationale crisis of grootheid.’ Gelijkaardige perioden die Thomas aanhaalt zijn Athene in de vijfde eeuw v.C., het Elizabethaanse Engeland, Amerika en Engeland tussen de twee wereldoorlogen, met de Modernen die opkomen. In elk van die perioden beantwoorden nieuwe kunstvormen het gebeuren, breken kunstenaars binnen in oude vormen, hernieuwen ze wat voorbij is, wagen ze zich op onbekend terrein. ‘Op dezelfde wijze zou Dylans kunst spreken over de gruwel van de oorlogen van zijn tijd, de Tweede Wereldoorlog en de koude oorlog die erop volgde, historische episoden die daarna kwamen, zoals de Cubaanse rakettencrisis, en de vrees voor nucleaire oorlogsvoering, uiteindelijk Vietnam, zelfs Irak. En in alle gevallen was dat in muziek en dichtkunst die duurzaam bleken te zijn, het waard bleken herinnerd te worden en met betekenis voor tijden die daarna kwamen. Dylan en de Ouden onderzoeken de essentiële crisis van wat het betekent mens te zijn.’ Zelf plaatst Dylan zich ook in die traditie: ‘En het was vooral in de eenentwintigste eeuw dat Dylan in zijn eigen songs begon te refereren aan, te ontlenen van en gebruik te maken van het werk van Grieken en Romeinen.’
Tot zover de inleiding. Nog 366 bladzijden te gaan.
(°) Richard F. Thomas. Why Bob Dylan Matters. 384 pp. Hey Street Books. 5 maart 2019 (bijgewerkte editie)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten