Flor Vandekerckhove en Rik De Coninck (foto Jo Clauwaert) |
De eerste mens
die hij in die haast onmetelijke vlakten tegen het lijf loopt blijkt een
anarchist te zijn, een oude turfsteker.
Hij woont daar te midden van het niets, in beschaafde armoede.
Terwijl Westerman op de enige keukenstoel zit die de man rijk is legt die turfsteker hem uit dat hij ooit de eenakters van Maksim Gorki opgevoerd heeft. Ah, zo vraag ik me meteen af, waarom kom ik in de West-Vlaamse polders nooit zo’n wonderlijke mens tegen?
Terwijl Westerman op de enige keukenstoel zit die de man rijk is legt die turfsteker hem uit dat hij ooit de eenakters van Maksim Gorki opgevoerd heeft. Ah, zo vraag ik me meteen af, waarom kom ik in de West-Vlaamse polders nooit zo’n wonderlijke mens tegen?
Westerman
ontmoet in het hoge noorden nog wel meer merkwaardige personages. We worden deelgenoot van de lotgevallen
van de Mansholts, linkse herenboeren
waarvan een telg, Sicco, het in
Nederland tot minister van Landbouw schopt en zelfs tot Europees Comissaris. Ook
Boulo Tijdens blijkt een merkwaardige
herenboer te zijn. Hij verklaart
zich in 1886 solidair met degenen die de boerenstand willen onteigenen. Ik denk
niet dat Vlaanderen zo’n linkse boeren voortgebracht heeft, maar misschien
vergis ik me, ik zal het eens vragen aan mijn makkers die in het boerenmilieu actief
zijn. (*)
De
merkwaardige gedachten van die Groningse herenboeren leren ons iets over de
tijdsgeest die daar in die tijd heerst en die ook deze is waarin de
anarchistische (en atheïstische!) dominee Domela
Nieuwenhuis succes oogst, een tijdsgeest die maakt dat agitatoren het
landelijke Oldambt in Groningen op de rand van de revolutie krijgen.
Westerman volgt enkele stamvaders uit de
streek op hun kronkelende levenspad (revolutionaire socialisten worden
uiteindelijk vegetarische anarchisten, de ‘gematigde’ socialist Derk Roefs Mansholt roept op tot geweld
en straatrellen, woelmaker Tjerk Luitjens
wordt uit Groningen verdreven en richt een nudistenkamp op, herenboer Boulo Tijdens die eerst naar een front
van boeren, arbeiders en burgers tegen ‘de kapitalisten’ streeft, sticht
uiteindelijk een ‘Bond van Orde door Hervormingen’… En dat gebeurt allemaal in
een streek waar je tot aan de horizon over de velden kunt kijken.
We volgen
met Westerman ook het nageslacht van
die merkwaardige boeren en knechten. We komen aan huis bij landarbeider Koert Stek die ook nog in de vroege
jaren negentig de Nieuwe Communistische Partij vertegenwoordigt in de
gemeenteraad van het landelijke Beerta waar hij met enkele geestesgenoten een
sterke fractie vormt. Maar we
volgen vooral Sicco Mansholt die een
Europese landbouwpolitiek uittekent, gebaseerd op kunstmatig hoog gehouden
graanprijzen. De boeren varen er wel bij, maar uiteindelijk blijkt deze
subsidiepolitiek (met zijn graanbergen en melkplassen) onhoudbaar. De boeren
mogen protesteren wat ze willen, Europa moet de landbouwpolitiek in 1990 over
een andere boeg gooien. En dan
volgt een merkwaardige opmerking van Westerman:
‘Natuurlijk waren alle ogen gericht op de
val van het sovjetrijk en zijn satellieten. Maar dat het reëel bestaande
socialisme in Oost-Europa gelijk met het West-Europese landbouwbeleid bezweek,
was nauwelijks toeval. De eeuw van de grote ideologieën liep op zijn eind, ook
Mansholts experiment met de maakbaarheid van het boerenland ging failliet.’
’Aan beide zijden van het IJzeren Gordijn
viel de kunstmatig in elkaar gezette samenleving in duigen. En aan dezelfde
kwaal; de twee stelsels waren vanbinnen uitgehold, moreel en financieel. Net
als Moskou bleek ook Brussel doortrokken van bureaucratie en corruptie.’
(p. 221)
(*)
Addendum: Dat is wat ik uiteindelijk ook deed. Ik vroeg het aan enkele
makkers die in het boerenmilieu actief zijn. Ik kreeg ook antwoorden op mijn
vraag. Het interessantste antwoord kwam van Rik:
‘Mij
is zo'n studie over de Belgische situatie niet bekend, waarschijnlijk omdat
niemand ooit zo'n diepgravende studie over het Belgische platteland gemaakt
heeft. Zeer interessant vind ik de enige goede lokale studie daarover, namelijk
van Marcel Olaerts (een licentiaatsverhandeling van 1979) over de pogingen van
Anseele om buiten het Gents stadscarcan te breken en de Oost-Vlaamse boeren in
1890 aan zijn kant te krijgen. Die boeren had hij nodig door de kieshervorming
waardoor iedere man minstens één stem kreeg (het einde van het kiesstelsel op
basis van belastingen (=censitair kiesrecht) en de invoering van het
Algemeen Meervoudig Stemrecht). Anseele en zijn kornuiten zwaaiden met grote
principes, maar wisten te weinig van de concrete problemen van de boeren zodat
de gealarmeerde kasteelheren en grootgrondbezitters samen met de pastoors de
tegenaanval inzetten en hun eigen boerenorganisatie oprichtten. (Dat was los
van de Boerenbond dat een Brabants initiatief was.) Anseele delfde natuurlijk het onderspit. Ik heb wel
bewonderend gekeken naar die studie, want Olaerts heeft dat gedaan zonder de
beschikking over veel bronnen, maar zijn studie staat er nog altijd!
En dan is er nog dat Daensisme dat algemeen als een Aalsters fenomeen beschouwd wordt. Maar de wortels liggen op het platteland in de Denderstreek. Daar hebben enkele boeren en hereboeren (wat betekenen die termen in die periode? Ik gebruik ze maar omdat ze zo vermeld staan in studies maar volgens mij heeft niemand dat ooit echt onderzocht ) uit de streek van Appelterre de eerste kernen gevormd, waarna, na uitbreiding, de partij boven de doopvont gehouden werd in Okegem (of all places zeggen ze dan in het Engels). Wel Okegem is een godvergeten gat op nog geen 10 kilometer van Appelterre, net aan de andere kant van Ninove . De eerste verkozene van de partij was niet Daens, begot nee, die komt pas later op het voorplan, maar wel Adolf De Backer, net zoals Anseele een notarisklerk trouwens, een zoon van een kleine boer uit Denderhoutem (ook al zo'n overbevolkt boerendorp met veel kleine boerderijtjes waaruit velen migreerden naar Canada) die wat had mogen studeren en wiens ongetrouwde ooms en tantes geld leenden aan Adolf om zijn campagnes te betalen. Als je de kans hebt om het programma van de daensisten te bekijken dan zal je zien hoezeer die partij op de boeren gericht was. Dus: Adolf Daens is een later en meer stedelijk hoofdstuk , eerst komt Adolf De Backer met zijn boertjes.
Voor de volledigheid: mijn grootooms waren bodyguards van De Backer, en die had De Backer echt wel nodig als hij na de mis op een stoel ging staan om kerkgangers toe te spreken, maar mijn grootvader moest niets van politiek weten en verhuisde naar Canada. Toen hij 100 jaar geleden met wat geld terugkwam kocht hij het boerderijtje van de bejaarde ongetrouwde ooms en tantes van Adolf De Backer. Het brandde af in 1913.’
Frank Westerman, 1999, De graanrepubliek, 25ste (!) druk in 2010, uitgeverij Olympus. ISBN 978 90 467 2617 4.
En dan is er nog dat Daensisme dat algemeen als een Aalsters fenomeen beschouwd wordt. Maar de wortels liggen op het platteland in de Denderstreek. Daar hebben enkele boeren en hereboeren (wat betekenen die termen in die periode? Ik gebruik ze maar omdat ze zo vermeld staan in studies maar volgens mij heeft niemand dat ooit echt onderzocht ) uit de streek van Appelterre de eerste kernen gevormd, waarna, na uitbreiding, de partij boven de doopvont gehouden werd in Okegem (of all places zeggen ze dan in het Engels). Wel Okegem is een godvergeten gat op nog geen 10 kilometer van Appelterre, net aan de andere kant van Ninove . De eerste verkozene van de partij was niet Daens, begot nee, die komt pas later op het voorplan, maar wel Adolf De Backer, net zoals Anseele een notarisklerk trouwens, een zoon van een kleine boer uit Denderhoutem (ook al zo'n overbevolkt boerendorp met veel kleine boerderijtjes waaruit velen migreerden naar Canada) die wat had mogen studeren en wiens ongetrouwde ooms en tantes geld leenden aan Adolf om zijn campagnes te betalen. Als je de kans hebt om het programma van de daensisten te bekijken dan zal je zien hoezeer die partij op de boeren gericht was. Dus: Adolf Daens is een later en meer stedelijk hoofdstuk , eerst komt Adolf De Backer met zijn boertjes.
Voor de volledigheid: mijn grootooms waren bodyguards van De Backer, en die had De Backer echt wel nodig als hij na de mis op een stoel ging staan om kerkgangers toe te spreken, maar mijn grootvader moest niets van politiek weten en verhuisde naar Canada. Toen hij 100 jaar geleden met wat geld terugkwam kocht hij het boerderijtje van de bejaarde ongetrouwde ooms en tantes van Adolf De Backer. Het brandde af in 1913.’
Frank Westerman, 1999, De graanrepubliek, 25ste (!) druk in 2010, uitgeverij Olympus. ISBN 978 90 467 2617 4.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten