NU KON HIJ niet meer wachten, hij moest zijn pillen hebben. Hij besloot de vijandige blikken te trotseren, zette z'n zotskap op, nam de narrenstok ter hand, verliet het huis en liep met gebogen hoofd de straat op. Achter gordijnen, zo wist hij, keken wel honderd
ogen hem treiterend aan. Zweet liep over de wangen, bevende lippen, knikkende knieën. Alhoewel daar geenszins tijd voor was, moest hij toch even stoppen om op adem te komen. Hij leunde
tegen een gevel en zocht vruchteloos soelaas alsmede naar asem, de marot viel uit zijn handen. Hij had zijn
pillen nodig. Nu! Met de moed der wanhoop ging hij wankelend verder, de apotheek kwam in zicht, maar de kans dat hij zover zou geraken was vrijwel nihil. In een passerende auto liet iemand het raampje zakken en richtte een wapen op hem. In paniek vluchtte hij een boom in, rond hem verzamelden zich aasgieren en pimpelmezen, klaar om zijn resten te benutten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten