De matroos kwam thuis
nadat hij een maand lang de zee bevist had. Er lag een doodsbrief in de bus.
Julia Weynaert was gestorven. Hij wist niet wie dat was. Hij ging de trap
op naar zijn flat, stak daar zijn plunje in de wasmachine en zijn deelvis in de
koelkast, keek in de spiegel naar de wallen onder zijn jonge ogen en ging de
trap weer af om bananen in te kopen.
In de traphall stond z’n
onderbuurman hem op te wachten. ‘Buurman’, zei de jonge matroos
vermoeid, ‘ik kom net thuis’, en pro forma voegde hij eraan toe, ‘hoe
gaat het ermee?’
‘Het gaat helemaal
niet’, antwoordde de oude buurman, ‘het is nog te recent.’
De jonge matroos begreep
niet wat er te recent was, maar hij begreep wel dat de buurman het hem wilde
uitleggen. ‘Ik breng je straks een visje,’ zei de matroos, ‘want de
Lidl zal nu sluiten en ik moet eerst nog bananen kopen.’
‘Je visje kun je
houden’, zei de buurman en hij schudde het hoofd. Dat vond de matroos
merkwaardig, want de oude buurman had nooit eerder een visje geweigerd.
‘Heb je de doodsbrief
niet gezien?’ Het klonk als een zacht verwijt. De jonge matroos
antwoordde niet, zei niet ja en niet neen en wachtte tot wanneer de oude
buurman het gesprek zou verder zetten. ‘Ze is dood en begraven,’ zei de
buurman en de matroos begreep meteen dat Julia Weynaert ’s mans echtgenote was.
Fuck!, dacht de jonge matroos, maar dat zei hij niet. Dat zij zo
heette, had hij nooit geweten. Hij had haar altijd buurvrouw genoemd,
zoals hij haar echtgenoot buurman pleegt te noemen. Enigszins ondermaats
zei hij: ‘Ai, hoe is dat gebeurd?’
‘Het had nooit mogen
gebeuren,’ antwoordde de buurman, ‘ze heeft zich verslikt in een
visgraat en z’ is erin gebleven.’ Hij keek vermoeid naar de matroos
en de matroos keek vermoeid terug. Een ogenblik lang leken ze even oud te zijn,
de matroos en zijn buurman, verenigd in vermoeidheid.
De matroos was zelfs te
moe om te weten of hij zich over die visgraat al dan niet schuldig moest
voelen. Hij had enige tijd nodig om over de kwestie na te denken. Dus zei
hij: ‘Ik ga nu eerst bananen kopen. Kom daarna maar eens langs als je me erover
wilt spreken.’ Waarna hij ijlings naar de Lidl vluchtte die zojuist
de deur gesloten had. Hij treuzelde een kwartiertje en sloop dan
stilletjes de trap weer op, zonder dat de oude buurman het kon horen.
Die
buurman bleef nog enkele dagen in zijn eentje treuren om het verlies van zijn
Julia. Toen dat verlies een beetje minder recent geworden was, klopte hij
bij de jonge matroos aan om eens over de noodlottigheden van de visconsumptie
te babbelen, maar toen was de matroos alweer aan ‘t varen.
Flor
Vandekerckhove
Geen opmerkingen:
Een reactie posten