André Vandekerckhove (69), al 50 jaar milieuactivist, voert de Jolly Roger in het vaandel. (foto Flor Vandekerckhove 2012) |
In de zo
gegeten Barbarijse staten (Algiers, Tunis, Tripoli, Rabat-Salé) ontstonden op
die manier grote piratengemeenschappen die ook duizenden Europeanen wisten aan
te trekken. Die bekeerden zich tot de islam. Van het Turkse rijk en van
Afrikaanse overheden kregen zij kapersbrieven die hun toelieten Westerse
schepen aan te vallen.
De piraten
uit de Barbarijse staten waren berucht, zo lezen we het al in een zeeroversboek
uit 1938 (1). ‘Tientallen wachttorens,
atalayas, langs de Spaansche kusten getuigen nog heden van de voortdurende
vrees, waarin men leefde voor een overval door Barbarijsche zeerovers. Bij het
zien van de rooksignalen vluchtte van de strandbewoners alles, wat vluchten
kon, doch dikwijls kwamen de waarschuwingen te laat en honderden ongelukkigen
werden als gevangenen naar de Afrikaansche kust gebracht, om daar te blijven,
totdat het geëischte losgeld was betaald (…). Niet alleen Spanjaarden, doch in
het algemeen alle Christenen, die in handen van de Mooren vielen, deelden dat
lot. De slaven hadden dikwijls zwaren veldarbeid te verrichten of moesten op de
galeien dienst doen als roeiers. (…).’
Die gevangenen bleken evenwel een optie te hebben, zo lezen we in hetzelfde boek, namelijk de bekering: ‘Gingen zij ertoe over “den Rock Burnay
aan te doen, daermee versaeckende de Salichheyt, die in Christo is”, dan
veranderde de toestand zeer in hun voordeel. Zij werden dan “renegados”, die de
slechte reputatie hadden, nog harder voor hun Christen-slaven te zijn, dan de
echte Mooren.’
Over die
‘renegados’ (renegaten, afvalligen) verscheen in 1995 een nieuw boekje dat in
2007 in het Nederlands vertaald werd als ‘Piraten en hun Utopia’. (2). ‘Vrijwel zonder uitzondering waren de
renegaten werkzaam als “Barbarijse zeerovers”. Ze vielen Europese schepen aan,
plunderden die en voerden christelijke gevangenen mee naar Barbarije om ze daar
tegen losgeld vrij te laten of als slaven te verkopen.’
Wilson, de
auteur van dit boek, suggereert dat die renegaten dat deden uit sociaal verzet
tegen het zich ontwikkelende kapitalisme. In het maritieme milieu van de
zeventiende eeuw waren namelijk al bepaalde kwalijke aspecten zichtbaar van het
Industriële Tijdperk: ‘Schepen waren in
bepaalde opzichten net drijvende fabrieken en de zeelui vormden een
oer-proletariaat. De arbeidsomstandigheden onder de zeevarende kooplieden uit
Europa boden een gruwelijk beeld van het opkomende kapitalisme in zijn ergste
vorm – en de omstandigheden binnen de Europese marines waren zo mogelijk nog afschuwelijker.
De zeeman mocht zichzelf met recht en reden als de laagste en meest verstoten
figuur binnen het hele stelsel van Europese economieën en naties beschouwen:
hij was machteloos, onderbetaald, werd slecht behandeld, gemarteld,
blootgesteld aan scheurbuik en stormen op zee en was in feite slaaf van rijke
kooplieden en hebberige prinsen.’
Wilson gaat
op zoek naar sporen die zijn vooronderstelling staven. Zijn onderzoek spitst
zich toe op de piratenrepubliek Rabat-Salé in Marokko. Daar heeft in de zeventiende
eeuw gedurende enkele tientallen jaren (1614-1660) een onafhankelijke
piratenrepubliek bestaan, bewoond door Moren, Berbers, Arabieren en Europeanen
die zich tot de Islam bekeerd hadden.
Terwijl de
andere Barbarijse staten onder controle bleven van Oosterse machthebbers werd Salé
gedurende die jaren uitsluitend geregeerd door een Raad van Piratenkapiteins. Er
werden belastingen geheven die gebruikt werden ten voordele van de piraterij
(repareren van de verdedigingswallen, financieren van expedities…). De
gouverneur-admiraal en de piratenraad (divan) werden verkozen en konden ieder
jaar weggestemd worden als ze de belangen van de burgers niet behartigden.
Iedereen die in staat was aan te monsteren voor een zeereis had de kans om rijk
te worden. Zelfs krijgsgevangenen konden als renegaat vrijheid en rijkdom
verwerven.
Wilson besluit:
‘Ik zou willen zeggen dat de renegaten
tot op zekere hoogte kunnen worden gezien en geïnspireerd in het licht van deze
spiritueel/politieke onrust, waarin verzet zich steevast in een religieuze vorm
uit. (…) De islam is per slot van rekening de meest recente van de drie
westerse monotheïsmen. Daarin vind je dus een revolutionaire kritiek op het
judaïsme en het christendom. De bekering van (…) een zeeman zou zonder meer als
een vorm van rebellie worden beschouwd. De islam was, tot op zekere hoogte, de
Internationale van de 17e eeuw — en Salé misschien dan haar enige,
echte ‘Sovjet’.
Dat is dus
wat auteur P.L.Wilson zich verbeeldt. Maar wat weten we met zekerheid over
Salé? We weten dat de eerste admiraal van de piratenvloot van Salé een
Nederlander was. Jan Janszoon begon zijn carrière in de Nederlanden tijdens de
Tachtigjarige Oorlog (1568-1648). Als kaper in opdracht van de Republiek der
Verenigde Nederlanden kreeg hij de toelating om Spaanse schepen aan te vallen
en te plunderen.
Die
godsdienstoorlog van Nederlandse geuzen tegen het katholieke Spanje wekte onder
de Nederlandse bevolking grote haatgevoelens op tegen de katholieke kerk,
getuige daarvan de geuzenleus: liver Turck dan Paus (liever Turks dan Paaps).
Jan Janszoon, alias Murad Raïs, zette de leus in de praktijk om.
In 1618 werd
hij door Barbarijse piraten gevangen genomen en in Algerije bekeerde hij zich (met
besnijdenis en al) tot de islam. Hij liet zich voortaan Murad Raïs noemen. Hij
vestigde zich omstreeks 1623 in Salé, waar hij het tot de meest gevreesde
piraat schopte en tot leider van de republiek.
De
Salestijnse vloot waarover Murad Raïs heerste was niet groot, ongeveer achttien
schepen in totaal, en de afzonderlijke schepen waren klein, omdat een zandbank
in de haven schepen met grote diepgang verhinderde binnen te lopen,
tenzij ze eerst waren gelost.
Kort na de
komst van Jan Jansz., alias Murad Raïs verklaarden de Salestijnen zich
onafhankelijk. Ze vestigden er de piratenrepubliek die werd geregeerd door
veertien van hun eigen mensen, met een president die ook admiraal was. De
Nederlander was trouwens de eerste die hiervoor werd gekozen.
Murad Raïs was
gevreesd, werd rijk, maar werd uiteindelijk ook overwonnen.
Hij kon evenwel uit gevangenschap ontsnappen en eindigde zijn leven als
gouverneur van het fort in Oualidia, vlak bij het kustplaatsje Safi, niet zover
verwijderd van Salé waar hij zijn hoogdagen gekend had. We weten niet hoe hij
uiteindelijk aan zijn einde gekomen is.
Terug naar
het boekje van Wilson. Die auteur is niet zomaar geïnteresseerd in de
zeeroverij. Hij is de bedenker van de Tijdelijke Autonome Zone. Dat begrip suggereert
dat er zoiets bestaat als ‘vrije enclaves’ waarin liefhebbers van de totale
vrijheid, tenminste gedurende een beperkte tijd, ongedwongen hun gang kunnen
gaan. In zijn geschriften gaat Wilson op zoek in de geschiedenis naar tekenen
die zijn suggestie bevestigen. Zo heeft hij o.a. ook het boek ‘Gone to Croatan’ geschreven waarin hij het
heeft over een groep blanke kolonisten die in Amerika verdween en vervolgens
nooit nog iets van zich liet horen. Ze zouden zich onder de inheemse bevolking
gemengd hebben en de westerse beschaving in alle stilte geruild voor een
zelfstandige, vrije maatschappij, een Tijdelijke Autonome Zone. Bewijzen voor
deze veronderstelling zijn er evenwel niet.
In zijn boek
over Salé is dat niet anders en op het einde geeft hij het ook ruiterlijk toe: ‘Salé was ongetwijfeld meer vrijheidsgezind
dan de Barbarijse kuststaten Algiers, Tunis en Tripoli, maar had beslist een
heel wat conventioneler structuur dan welk ander zuiver piraten-Utopia dan ook
(…); Salé kan gezien worden als een soort compromis.’
Wilson heeft
niet echt gevonden wat hij zocht, maar dat geeft niet, zo zegt hij zelf: ‘Al mijn onderzoekingen en speculaties zijn
uitgekristalliseerd rond het concept van de Tijdelijke Autonome Zone (TAZ).
Ondanks de synthetiserende werking ervan voor mijn eigen denken is het niet
mijn bedoeling dat de TAZ wordt opgevat als meer dan een essay (‘poging tot’),
een suggestie, een poëtische dagdroom.’ (3)
Flor
Vandekerckhove
(1) L.C.
Vrijman, Kaapvaart en zeeroverij, p. 180-181, Amsterdam 1938.
(2) P.L. Wilson, Piraten en hun Utopia,
Moorse zeerovers en hun Europese renegaten, Met Jan Janz. Van Haarlem alias
Murad Raïs. Amsterdam, 2007. ISBN 10: 90-808069-4-3 /
ISBN-13:978-90-808069-4-8. Alle volgende citaten komen uit dat boek.
(3) op http://www.desk.nl/~wvdc/taz/taz01.html.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten