zondag 25 mei 2014

De ene zondag is de andere niet

Georges Seurat en Paul Signac zijn de grondleggers van het neo-impressionisme, beiden experimenteren met het pointillisme waarvan ze theoretici en grondleggers zijn. Links: Georges Seurat (1859-1891). Dimanche d'été à la Grande Jatte (1886). Rechts: litho van Paul Signac (1863-1935). Au temps d'Harmonie (La Joie de Vivre — Dimanche au Bord de la Mer) (1895).


IN 1886 voltooit Georges Seurat zijn beroemde Dimanche d’été à la Grande Jatte. Hij verbeeldt zich een eilandje in de Seine, dichtbij Parijs, een idyllische zondagmiddag. We zien flanerende bourgeois met hoge hoeden, een militair, spelende kinderen in mooie kleren, we zien een arbeider, een demi-mondaine (het aapje is een symbool voor promiscuïteit), kinderjuffen… Op zo’n zondag is iedereen gelijk, althans op dit eilandje, een niemandsland.
Uiteraard is de idylle schijn. Al die mensen vormen op het tableau scherp afgebakende figuren, aparte groepjes, 't lijken wel eilandjes op een eiland. De personages zijn ook stevig ingesnoerd in hun kleren; mannen met toegeknepen kelen in gesteven boorden, vrouwen verstijfd in hun korsetten.
De collega’s van Seurat erkennen het werk als een manifest. Dit is waarlijk een kenmerkend beeld van hun negentiende eeuw, gevat in de progressieve techniek die het pointillisme in die tijd is.
Paul Signac, die andere pointillist, geeft een antwoord op Dimanche d’éte à la Grande Jatte van Seurat. In 1895 produceert hij een kleurenlitho die Au Temps d'Harmonie (La Joie de Vivre - Dimanche au Bord de la Mer) heet. Beide werken zijn vergelijkbaar. Twee kunstenaars, twee tijdgenoten, twee pointillistische werken, twee keer een gelijkaardig onderwerp. Ze zijn ook verschillend.
De zondag van Signac speelt zich af in een imaginaire toekomst. We zien mensen die zichzelf cultiveren; ze lezen, schilderen, bewerken het land en spelen. En ze doen het samen. Hier geen stijfheid: de personages van Signac zitten niet gekneld in ‘zondagse kleren’, mannen lopen rond in ontbloot bovenlijf, ze hebben hun broekspijpen omgeplooid, vrouwen hebben hun korsetten naar het museum verbannen.
Signac is naast neo-impressionist ook anarchist. Hij streeft naar een wereld waarin staat en kapitaal, samen met de korsetten en de stijve boorden, naar het museum verbannen zijn. Blijft over: een harmonische wereld, het rijk van de vrijheid waarin geen verboden vruchten meer zijn, zoals het in de litho getoond wordt door de figuur op de voorgrond die de appel rustig plukt; wat een slang had kunnen zijn, is bij Signac een tak.
Is Signac naïef? Dan toch niet naïever dan wijlen Jean-Luc Dehaene, naar verluidt een van de meest realistische politici ooit. Die mens zei in de hemel te geloven, in een hiernamaals, in een ‘gemeenschap der heiligen, een echte gemeenschap die vanuit dit leven reeds wordt opgebouwd.’ (*)

(*) Geciteerd in De Standaard, 23 mei 2014.

Geen opmerkingen: