‘Pulle komt niet meer, want hij is vandaag
in ’t zothuis opgenomen.’ Het was de waard die het me al tappend zei: ‘Ze hebben hem weggevoerd, want hij liep op
straat met een geweer te zwaaien, terwijl hij onzin aan ’t uitkramen was.’
‘Dat geweer zal er teveel aan geweest zijn’,
antwoordde ik lachend, maar niemand lachte mee, want wat ik een grap dacht te
zijn, bleek maar al te waar.
De schipper
was, zo kon ik gaandeweg uit de toogpraat afleiden, opgepakt in een
winkelwandelstraat waar hij had staan roepen:
‘Het is de hand, het komt door de hand, ik heb het gezien, het is de hand!’
Aan de toog
begreep niemand wat hij daarmee had willen zeggen. ‘Het komt wellicht door het faillissement’, zei de waard, ‘hij zal zich dat teveel aantrekken, want zijn
schip werd aan de ketting gelegd.’ Iedereen knikte gelaten, want aan-de-ketting-leggen was iets wat we hier
haast dagelijks meemaakten. De visprijs was te laag en de vissers haakten een
voor een af. En nu ook onze Pulle, een van de besten.
Ik durf het
hier haast niet te schrijven, maar mij leek het een buitenkans te zijn. Wat kon
er beter de neergang van deze sector illustreren dan de opname van een der
beste schippers in een instelling? Hier lag een verhaal klaar om geschreven te
worden, een scoop zelfs.
’s
Anderdaags trok ik in alle vroegte naar de echtgenote van Pulle, die in de
visserij gemeenzaam Pullinne genoemd werd. Dat zothuis, zo leerde ik van haar, was
een dichterlijke overdrijving, want de schipper was wel opgenomen, maar dan in het plaatselijke ziekenhuis. En ja, hij was wel degelijk door de
ambulanciers uit het stadscentrum weggeplukt, terwijl hij daar, weliswaar
ongewapend, luid aan ’t schelden was. ’t
Is de hand, had hij daar staan roepen, ja, hij had het ook thuis voortdurend
over een hand. Pullinne wist niet wat ze ervan moest denken. En ja, hij mocht
bezoek ontvangen.
De psychiatrische
afdeling van het ziekenhuis was me niet onbekend en ik leidde mezelf vlot naar Pulles
kamer. Hij leek blij me te zien — ‘Ha,
daar is onze gazettenschrijver!’ — en ik vroeg hem onomwonden wat er gebeurd was.
Hij sprak stiller
dan dat ik dat van hem gewoon was. Was het door de medicatie dat hij zo hard
naar zijn woorden moest zoeken? Hij omklemde mijn pols en zei: ‘Ik heb de hand aan ’t werk gezien. De hand.
We moeten… Ze moeten weten dat… dat het de hand… Je moet het schrijven… Je moet
hen verwittigen… Het komt door de hand.’
Ik had niet
zoveel geleerd in ’t leven, maar ik wist inmiddels wel hoe ik met
psychiatrische patiënten moet omgaan. Ik haalde mijn notitieboekje boven en
vroeg Pulle of ik hem enkele vragen over die hand mocht stellen. ‘Ja’, zei Pulle, ‘je bent van de gazet. Je moet schrijven… zeg… zeg dat het… zeg dat het
door de hand komt.’
‘Is het door de hand dat je hier
terechtgekomen bent?’
Pulle
knikte.
‘Heb je die hand echt gezien?’
Hij schudde het
hoofd, knikte vervolgens heftig en zei: ‘Ik
heb hem aan ’t werk gezien.’
‘Is het een echte hand of…’, en ik wikte
mijn woorden, ‘… is het, laat ons zeggen,
een hand uit bijvoorbeeld de… cinema?’
Weer schudde
en knikte Pulle: ‘Geen cinema. Echte hand.’
‘Is de hand ook aanwezig in deze kamer?’
‘Overal’, zei Pulle, ‘De hand is overal. Je moet goed kijken. Dan
zie je hem wel.’
Ik verplichtte
mezelf om niet demonstratief om me heen te kijken en vroeg: ‘Heb je die hand vroeger al opgemerkt of is
’t iets dat je pas onlangs gezien hebt?’
‘Ik had daar vroeger geen oog voor,’
antwoordde Pulle, ‘omdat ik geen tijd
had… maar toen ze ’t schip aan de ketting legden… toen zag ik het meteen… dat
het de hand was… Dat was de hand.’
‘Legt de hand schepen aan de ketting?’
‘Ja.’
Ik zag dat
Pulle moe aan ’t worden was. En begreep dat ik niet veel vragen meer zou kunnen
stellen. Ik vulde zijn glas en hij nam het bevend van me aan. ‘Doet de hand nog meer?’
‘Ja,’ zei Pulle, ‘hij vernietigt ons… Hij brengt ons naar de kloten’
‘En waarom doet de hand dat?’
‘Omdat het de hand is,’ zei Pulle, ‘hij maakt alles kapot.’
Op dat
moment kwam de psychiater de kamer binnen. Ik maakte er dankbaar gebruik van om
mijn notitieboekje dicht te klappen, want dit gesprek leek nergens heen te
leiden. Ook omdat ik het geen goed idee vond om Pulle in die omstandigheden een hand te geven, nam ik vlug afscheid en terwijl ik de deur achter me
dichttrok hoorde ik hem nog zeggen: ‘Het
komt door de hand dokter. We moeten de hand stoppen…’
Ik reed de parking
uit en besefte dat ik er niet in geslaagd was bij Pulle enige kopij te halen.
Ik moest dringend een ander onderwerp vinden of ik zou die dag geen stuk kunnen
leveren. Ik keek scherp om me heen, op zoek naar een potentiële scoop. Ik zag
hoeveel appartementen er te koop stonden. Ik passeerde de bakkerij waar ik
vroeger mijn croissants placht te kopen en zag hoe de makelaar ook daar een
affiche op het raam geplakt had. Hoe verder ik reed hoe desolater het
stadsbeeld werd en toen ik op de Oosteroever de weg naar de visserijkaaien
insloeg, zag ik een bulldozer die weer een atelier met de grond gelijk
aan ’t maken was. Het vismijngebouw aan de overzijde van het dok oogde leger
dan ooit.
Ik parkeerde
de auto vlak voor de kroeg en terwijl ik de motor uitschakelde begon het me te
dagen. Ik begon te begrijpen wat Pulle me had willen zeggen. Hij had een openbaring
gekregen, een epifanie. Net als Paulus was hij van zijn paard geslagen. Hij was
plotsklaps tot het inzicht gekomen dat we allemaal slachtoffers van de markt
waren. De hand die hij gezien had was deze die Adam Smith lang geleden al beschreven
had: de onzichtbare hand van de markt!
Pulle had, misschien wel in een
visioen, gezien hoe eigenbelang ons als lemmingen naar de afgrond leidde. En op
zijn eigen, onbeholpen manier had hij ons willen verwittigen.
Vanuit mijn
auto zag ik hoe iedereen in ’t café vragend naar mij terugkeek. Ik opende de
deur. De gesprekken verstomden. Ik keek enkele tellen in de vragende gezichten
en zei toen: ‘Pulle is nog nooit zo normaal
geweest als nu.’
Algemene
stilte. Die de waard als eerste wist te doorbreken. ‘O ja,’ zei hij, ‘En als
Pulle zo normaal is, waarom zit hij dan in ’t zothuis?’
‘Dat,’ zei ik, en ik schraapte mijn keel, ‘dat komt door de hand.’
Flor Vandekerckhove
Geen opmerkingen:
Een reactie posten