Vissers vinden soms antieke baardmankruikjes in hun netten. |
Mijn laatste zeereis met een schip van Crops was memorabel. Ze hadden niemand
kunnen vinden die Pincket wilde vervangen. Die was in volle zee over boord gegaan
was en werd sindsdien vermist. Daardoor lag het vaartuig al een week lang
doelloos tegen de kaai. Omdat een schip moet
varen werd koortsachtig naar een oplossing gezocht en die werd ook gevonden.
Eindelijk kon het schip vertrekken. Op de kaai stopte de boevenwagen die
de ontbrekende matroos uit de gevangenis naar ’t schip bracht. U kijkt
verwonderd, maar het gebeurde in de jaren zestig wel meer dat veroordeelde vissers uit de cel gehaald
werden. In zee kun je immers geen ontsnappingstunnels graven en zo’n
gevangene is nuttiger aan boord dan in de cel. Hoe dan ook, de ploeg was nu compleet
— eindelijk! — en we wachtten niet langer om uit te varen.
De nieuwe was van de westkust, we kenden hem niet en noemden hem gewoon
de dief. We deden dat omdat we ervan
uitgingen dat diefstal aan de basis van zijn veroordeling lag. Dat was
uiteraard een beetje dwaas van ons, maar het was niet zo dat er over zo’n
bijnaam lang & diep nagedacht werd. Iemand sprak die, meestal onnadenkend, voor ’t
eerst uit en de naam werd door de rest spontaan overgenomen. De dief
bleek niet kleinzielig te zijn, hij aanvaardde zijn bijnaam met de glimlach. Bleek ook dat hij een zeer goede visser was. De heenreis was mede daardoor voorspoedig
verlopen, we waren de visgrond goed voorbereid genaderd en de vangst
was meer dan voortreffelijk geweest.
Op de terugweg hadden we nog iets te regelen. Terwijl het schip
werkeloos aan de kant was blijven liggen, had de schipper de baardmankruikjes verkocht die we de voorgaande
reis hadden bovengehaald. Het had een flinke som geld opgeleverd. Het part van Pincket
zou ‘s mans weduwe toekomen, die het nu zonder haar kostwinner moest stellen.
De rest zou onder de mannen verdeeld worden.
Niemand had gedacht dat het had kunnen gebeuren, maar gebeurd was het wel
degelijk. Onvindbaar! Het geld was verdwenen. De schipper zocht en zocht
opnieuw, maar het geld was weg. Diefstal! Is het verwonderlijk dat
iedereen meteen de dief verdacht? Neen toch, hij was nieuw, hij was de vreemde eend
in de bijt, had zijn verleden en zijn naam tegen. Hij was niet betrokken
geweest bij het bovenhalen van de kruikjes en hij zou bijgevolg evenmin in de opbrengst delen. We pleegden overleg en zorgden er uiteraard voor dat de dief daar niet bij betrokken werd. De mannen waren zeker van hun stuk, de dief had het gedaan, ze waren bedrogen en
ze zonnen op wraak. Gelukkig kon de schipper hen daar van weerhouden: ‘De dief kan met dat geld niet weg. We laten hem
niets blijken. Ik verwittig de wal wel.’ Dat is ook wat er vervolgens
gebeurde, niemand liet iets blijken, we handelden de karweien af en voeren na
achttien dagen uithuizigheid de haven weer binnen.
Daar stond niet alleen de boevenwagen de dief op te wachten. Ook de zeevaartpolitie was prominent aanwezig. Van zodra de man voet aan wal
zette werd hij in de boeien geslagen. Terwijl wij naar de kroeg stapten, werd
hij grondig gefouilleerd. Een half uur later kwam de schipper ons melden dat
die fouillering niets opgeleverd had. De mannen begrepen er niets van, wat niet
belette dat het bier rijkelijk bleef vloeien. Wat mij betreft was dat iets te
rijkelijk, want ik verloor de zelfbeheersing waarover ik in nuchtere toestand nochtans beschik. Ik begon het ene rondje na het andere te trakteren. En toen ik ook
nog voorstelde om de hoeren voor mijn rekening te nemen, had iedereen het wel
door.
Het was nipt, maar ik kon nog net ontsnappen door op de pisbak te
klimmen en over ’t muurtje te springen. Ja, ik zei toch al dat het een
memorabele reis geweest was. En nu begrijpt u ook waarom ’t mijn laatste was.
Flor Vandekerckhove
Geen opmerkingen:
Een reactie posten