— Bradley, thans Chelsea, Manning — |
Van de drie vernoemden is Orwell de meest actuele.
Nadat Bradley (thans Chelsea) Manning ons enkele oorlogsmisdaden van het
Amerikaanse leger getoond had en Edward Snowden ons leerde dat de Amerikaanse National Security Agency al ons
elektronisch verkeer nauwlettend in ’t oog houdt, schoten de verkoopcijfers van
Orwells 1984 door ’t plafond. Niet
dat het ooit uit de markt weggeweest was. Van dat boek, en ook van zijn andere
meesterwerk, Animal Farm, werden al 50
miljoen exemplaren verkocht: 50.000.000 ! Zijn naam heeft ons overigens een
nieuw begrip opgeleverd. Orwelliaans staat voor een situatie waarin leidinggevenden smerige propagandatrucs gebruiken om de wereld naar hun hand te zetten; na Bradley en Snowden weet iedereen dat orwelliaans niet alleen op stalinistische dictaturen slaat.
Orwell wordt gewaardeerd omwille van zijn antiautoritaire
satires. Maar zijn naam is ook besmet. In 2003 duikt het notitieboekje
op waarin hij 35 namen genoteerd heeft van personaliteiten, veelal schrijvers,
waarvan hij vermoedt dat ze naar het communisme neigen. Kort voor zijn dood heeft
hij dat lijstje aan een vriendin gegeven die voor de IRD werkt, de Information
Research Department, een Britse propagandadienst. Of hoe de grote criticus
van de staatspropaganda zich ten dienste stelt van een propagandadienst van het
Verenigd Koninkrijk!
Tot
voor kort dacht ik dat het met een evolutie te maken had die we wel meer zien
gebeuren. Je bent links wanneer je jong bent en met het voortschrijden der jaren
word je rechts. Maar bij nader inzien blijkt ’s mans visie erg consistent te
zijn. Voor Orwell is het socialisme altijd een kwestie van fatsoen geweest, ‘common decency’. Ik heb The Road to Wigan Pier (1937) inmiddels
helemaal uitgelepeld en daardoor ook gezien dat het tweede deel van dat boek
volledig aan zijn ‘common decency’ gewijd
is: je verdedigt de arbeidersklasse omdat een fatsoenlijke gentleman dat hoort
te doen.
Er zijn maar weinig gentlemen die daarin zo ver gegaan zijn als Orwell. Maar ook hier geldt blijkbaar: je kunt de mens wel uit de bourgeoisie halen, maar de bourgeoisie niet uit de mens.
Orwell wordt als Eric Blair geboren in gezin dat hij zelf als ‘lower-upper-middle class’ omschrijft. De jonge Eric kent de neerwaartse trend die zijn familie ondergaat. Zijn grootvader is een van de eerste Blairs die zelf moest werken om zijn gezin te onderhouden. Hij neemt een taak op zich in de administratie van de Britse kolonies. Later doen ook zijn zoon en kleinzoon Eric dat: de Blairs treden toe tot het politieapparaat in de koloniën. De familie is dan wel geen upper-upper-upper-class meer, maar je zult die mensen evenmin proletariërs noemen. Eric Blair komt als ’t ware tussen twee stoelen ter wereld.
Orwell wordt als Eric Blair geboren in gezin dat hij zelf als ‘lower-upper-middle class’ omschrijft. De jonge Eric kent de neerwaartse trend die zijn familie ondergaat. Zijn grootvader is een van de eerste Blairs die zelf moest werken om zijn gezin te onderhouden. Hij neemt een taak op zich in de administratie van de Britse kolonies. Later doen ook zijn zoon en kleinzoon Eric dat: de Blairs treden toe tot het politieapparaat in de koloniën. De familie is dan wel geen upper-upper-upper-class meer, maar je zult die mensen evenmin proletariërs noemen. Eric Blair komt als ’t ware tussen twee stoelen ter wereld.
Alhoewel
de Blairs het zich niet echt kunnen veroorloven komt Eric in het elitaire Eton College terecht. De jongens worden
er ingeleid in de normen & waarden van de leidende klassen. Maar zijn
schooltijd is ook deze van de Eerste Wereldoorlog, de Russische revolutie en
van het arbeidersverzet dat in Engeland op de oorlog volgt. Je vindt die twee tegenstrijdige
werelden weer in het oeuvre van de tot George Orwell gerecycleerde Eric Blair.
In The Road to Wigan Pier valt het op
hoe de schrijver het arbeidersgezin idealiseert. Het zou naar ‘perfect symmetry’ neigen omdat het
geleid wordt door ‘justice and common
decency’. Ik kan me voorstellen dat feministen daar toch het hunne van
denken. Revolutionaire oproepen moeten, zegt Orwell, geworteld zijn in ‘a vision with interests centering around the same thing as
at present—family life, the pub, football and local politics.’ Very British indeed!
Het is een visie die
Orwell in de jaren dertig ontwikkelt en die hij volhardend blijft verdedigen, zij het niet altijd in dezelfde tent.
Hij is eerst actief in de Independent
Labour Party (ILP), een kleine partij die door marxisten als ‘centristisch’
omschreven wordt, waarmee ze bedoelen dat de opvattingen van zo’n partij zich
ergens tussen deze van de reformisten en de revolutionairen in bevinden. In
1936 gaat hij in Spanje tegen Franco vechten, in de POUM, een partij die sommigen wel trotskistisch mogen noemen, maar
die Trotski zelf als centristisch aan de kant zet. Kenmerk van dat centrisme is
dat het geen stabiel gegeven is. Ook Orwell wordt ferm over
en weer geslingerd. In 1941 schrijft hij nog The Lion and the Unicorn: Socialism and the English Genious, een
gauchistische oproep tot revolutie op zijn Engels. In 1943 treffen we hem aan in
de linkervleugel van Labour. In 1947 komen we in het tijdperk van de Koude
Oorlog terecht. Er is dan niet zoveel plaats meer voor de centristen. Orwell
probeert aan een keuze te ontsnappen door zich uit de actieve politiek terug te
trekken, maar… vluchten kan niet meer. Hij moet nu niet langer kiezen tussen
revolutie en reformisme, maar tussen de cholera en de pest. Het lijstje dat hij
zijn vriendin van de IRD bezorgt, leert ons dat hij het kamp
van de cholera kiest. (°)
Rest
me alleen nog je de titel van dit stukje uit te leggen. Ik heb die aan Marc
Eyskens te danken. ‘Principes zijn als
winden’, zei die, ‘Je houdt ze vast
zolang je kunt, maar als je niet meer kunt, laat je ze heel stilletjes los.’ Een kwestie van common decency als ’t ware.
(°) De kwestie van Orwells socialisme en zijn samenwerking met de IRD wordt uitvoerig behandeld in het interessante essay George Ofwell en de IRD↗︎.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten