‘Men sprak van niet anders meer dan van de Roeschaard
en zijn kwade perten.’ Afbeelding uit ‘Blankenberghsche Sage’
in Ons Volk Ontwaakt, 29 juni 1912.
|
De Roeschaard is van Blankenberge, de sage wordt in 1912
beschreven in Ons Volk Ontwaakt. In de
Blankenbergse visserij, staat daar te lezen, wordt de Roeschaard voor het eerst ontwaard in 1791 in
de vorm van een zwarte hond. Later neemt hij ook andere gedaantes aan: kat,
ezel, visser, klein kind of grote kabeljauw. Hij is hoe dan ook altijd te
herkennen doordat hij roes! roes! roes!
pleegt te roepen en ook wel doordat hij tijdens zijn verschijning de neiging
heeft almaar te groeien. Hij heeft veel netten gescheurd, boten laten kapseizen en vissers in ’t water getrokken. Men zegt dat het daardoor komt dat zoveel
vissers van de oostkust een bijnaam hebben. Die zorgt er immers voor dat ze door de Roeschaard niet herkend worden, waardoor ze van zijn plagerijen
gespaard blijven: ‘Van dan af ontstond het
gebruik de visschers te herdoopen.’ Dat zou oorspronkelijk
met zeewater gebeurd zijn, onder het uitspreken van een welbepaalde formule,
die eveneens in dat tijdschrift vermeld wordt. : ‘Ik doop u, / En Roeschaard, /
Die leelijkaard, / Keere zich om, / Romme, dom, dom, / Uw naam is ….’
Flor
Vandekerckhove
Geen opmerkingen:
Een reactie posten