dinsdag 15 september 2015

Wat een sierk!

Ivan Verkempinck: ‘De beste manier om de 'sierk' mentaal te plaatsen is door te onthouden dat die midden 

op het uiteinde stond van de St.-Franciscusstraat en de Paulusstraat.’


In onderstaand stukje situeer ik de plek waar de 'sierk' gestaan heeft als deze waar nu het busstation is. Ik wist niet of dat juist was. Iemand anders dacht Mercatordok; nog iemand anders Mercatorsluis. In de 'FB-groep Oostendse verhalen' publiceerde iemand vervolgens deze foto, waarop ik de sierk met een pijl kon aanduiden. Ivan Verkempinck beschikt over een plan dat alles verduidelijkt. In minder dan een dag is de kwestie volledig opgelost. Wat hieronder staat spreekt voor zichzelf.





Voor er een vismijn op de Oosteroever stond, had Oostende een andere. Die lag in de stad, vlakbij de plek waar het treinstation staat, ongeveer waar nu de bussen van De Lijn stoppen. [Voor wat betreft die plaatsbepaling heeft Ivan Verkempinck intussen wel de puntjes op de i gezet, zie bovenstaande beelden.] Omwille van zijn ronde vorm werd die vismijn door de Oostendenaars meteen de sierk (van cirque) genoemd. Op de foto zien we die sierk op de achtergrond. Rechts van de poserende vislossers staat de fameuze vistrein klaar om de waar tot ver in 't binnenland te transporteren.
In de sierk hadden de rederijen ateliers waarin de grootste hun eigen visafslag organiseerden. De namen zijn legendarisch: Bauwens, Baels, Aspeslagh, Lauwereins… Andere reders hadden geen eigen afslag, maar huurden daar wel een pakhuis en ook die namen laten in de visserij nog steeds een belletje rinkelen: Vroome, Golder, Hamman… Verder waren er in die sierk ook nog kantoren voor de vismijndirecteur en de administratie.
In de omgeving van de sierk waren er nogal wat cafés: het Meivisje van Verbanck, het Geel Huis (Maison Jaune), de cafés van Henri Lauwereins, Philomene Deckmyn, Pros Peelaert en Cavereel… Mede doordat de burelen in de vismijn verre van aangenaam waren, werden er nogal wat zaken afgehandeld in die omliggende visserskroegen. De vislossers werden bijvoorbeeld in die cafés uitbetaald, wat tot veel misbruik leidde, want wie geen pinten wilde drinken, moest maar elders werk gaan zoeken (dat er veelal niet was). Dat de praktijk uit de hand liep, bewijst het feit dat de gewoonte uiteindelijk wettelijk verboden werd.
Met het verdwijnen van de sierk, in de jaren dertig, verdween ook het sociaal leven uit de wijk. De Bredense volkskundige auteur Richard Verbanck zegt het zo: ‘Een groot gedeelte van het oude kaaikwartier en de stadsdokken lag lijk vermoord. Het vroeger zo intense leven in de herbergen rond de vismijn kreeg de genadeslag. Het menselijk contact dat aldaar had bestaan tussen allen die werkzaam waren in het visserijbedrijf werd genadeloos afgebroken. Even trachtte men de schijn op te houden, maar het hart was dood voor goed.’
Flor Vandekerckhove


[Dit stukje werd in 2015 in De Laatste Vuurtorenwachter gepost. Ik redigeer het in 2020 opnieuw, ten behoeve van de FB-groep Oostendse verhalen.]


Avondklok tussen oud en nieuw

www.youtube.com/watch?v=Brq8l7YIrSc

Geen opmerkingen: