— Enrico Rastelli (1886-1931) — |
Die snotneuzen weten al op jonge leeftijd waarvoor ze willen gaan en ze doen dat ook, compromisloos. Da’s iets waarin ik mijn eigen negentienjarige zelf niet herken. Op die leeftijd weet ik helemaal niet waarvoor ik wil gaan. Ik weet zelfs niet of ik überhaupt ergens voor wil gaan. Hoe dat komt? Ik zou ’t niet weten. Heeft het met het milieu te maken waarin ik opgroei? Karaktergebreken? Een langgerekte puberteit? Geen kloten aan mijn lijf? Waarbij ’t ene ’t andere niet uitsluit. Het heeft er hoe dan ook voor gezorgd dat ik een laatbloeier geworden ben. Vandaar dat ik je nu iets over laatbloeiers wil meedelen.
Ik ga al naar de veertig als ik begin te joggen. Haal ik ooit de conditie van die andere veertigjarige, die al van zijn twaalfde aan ’t hardlopen is? Goh neen. Die vroegbloeier blijft voor mij uitlopen. Die valt niet meer bij te benen. Daar bestaan studies van, dat staat in tabellen vermeld, dat is in curven gegoten. Stel dat ik vandaag een muzikaal talent in mezelf ontdek en een piano in huis haal om te oefenen, vier, vijf uur per dag, misschien zelfs acht, want ik ben met pensioen, ik heb tijd. Nooit zal ik het pianospel van dat mens van hiernaast evenaren, want zij oefent al van haar twaalfde.
Dat geldt uiteraard ook voor ’t schrijven, al wordt dat door sommigen
betwist. Dat komt echter alleen maar doordat die sommigen denken dat ze kunnen schrijven. Doordat ik vijfentwintig jaar lang
redacteur van een tijdschriftje geweest ben, weet ik wel beter.
In een cursiefje heeft Simon Carmiggelt het over circusartiesten: ‘Kober schrijft het ook in zijn klassieke
circusboek Die Grosse Nummer (1925).
Hij zegt dat de goede jongleurs het pas na jaren brengen tot het beheersen van
zes ballen. Maar nóóit acht. Dát kon alleen Rastelli, die dan ook zes uur per
dag repeteerde en alleen leefde voor zijn nummer. Voor het bovenmenselijke
wonder, dat hij elke avond vertoonde. En dat nooit meer is geëvenaard.’
Terug naar het schrijven. Je hebt weinig auteurs die acht
ballen tegelijk in de lucht houden. Wie er vroeg aan begint kan het na vele
jaren met zes. Zelf ben ik er pas aan begonnen toen ik de veertig naderde.
Meer dan vier ballen zal ik daardoor wellicht nooit in de lucht kunnen houden. Maar,
zo zeg ik dan, vier ballen! Op de schaal van Enrico Rastelli is dat niet niks, zeker voor iemand die, toen hij negentien was, geen kloten aan zijn lijf had.
Maar ik ben er nog niet helemaal. Soms laat ik nog een balletje vallen,
zoals nu. Het ging nochtans goed, tot hiertoe, maar nu vind ik geen bevredigend
slot voor dit stukje. Blijven oefenen, blijven oefenen.
Flor Vandekerckhove
Geen opmerkingen:
Een reactie posten