donderdag 4 februari 2016

Haaskonijn


Vader slacht konijnen die hij in zijn winkel verkoopt, ik heb het hem honderden keren zien doen. Hij geeft de nekslag en snijdt de keel over. Luid krijsend komt zo'n dier vervolgens aan zijn einde.
Je houdt daar als kind iets aan over. Het verklaart waarom ik in een café een zoekertje achterlaat: particulier zoekt levend konijn te koop. Met dat zoekertje probeer ik vaders schuld uit te wissen: wie één konijn redt, redt heel de konijnenwereld.
Een week later trek ik met een mooi Belgisch haaskonijn naar huis. Ik ben vast van plan om Meneer Konijn een lang & gelukkig leven te bezorgen. Ik bouw een hok, haal stro, koop korrels en ben gul met groenteafval.
Ik kijk uit over velden, weiden en akkers die er leeg en zompig bijliggen. de maïs is geoogst en de beesten staan op stal. Al die leegte wordt alleen maar onderbroken door boerderijtjes van Saverys, mooi maar vervelend.
Om die verveling tegen te gaan, ga ik met Meneer Konijn wandelen. Eerst houd ik hem nog aan de leiband, op den duur laat ik het koordje achterwege en huppelt hij vrij & vrolijk aan mijn zij over de stukken. In de boerderijtjes schudden ze het hoofd bij het zien van zoveel stadsmanieren.
In de lente begint Meneer Konijn zelf het initiatief te nemen. Ook omdat ik niet erg handig ben, vindt hij altijd wel een manier om uit zijn hok te ontsnappen. Hij huppelt dan naar nabijgelegen boerderijen waar hij het gezelschap van andere konijnen opzoekt.
Je zou het niet van hen verwachten, maar de boeren brengen Meneer Konijn telkens weer naar huis. Hun begrip vermindert wel met het groeien van de sla.
Ik van mijn kant begrijp dat het niet kan blijven duren, de sla is haast volgroeid. Als Meneer Konijn weer eens het hazenpad kiest, maak ik daar gebruik van om het hok grondig te restaureren. Ik vul putten, span nieuw gaas en verstevig afgeknaagd hout. Als ik ermee klaar ben, ga ik naar mijn konijn informeren.
Neen, het is al enige tijd geleden, zeggen ze, dat ze Meneer Konijn nog gezien hebben. Dat zegt ook de laatste boer die ik opzoek. 't Is etenstijd en de aantrekkelijke geur van warm opgediend voedsel komt me tegemoet. Ik ruik een mij bekend gerecht en ik krijg ’t water in de mond. Ik begrijp dat ik de mensen op dat uur niet langer mag storen en keer weer naar huis. Onderweg begin ik na te denken over de merkwaardige culinaire gewoonten van het platteland. Konijn met pruimen, is dat in de stad geen wintergerecht?

Geen opmerkingen: