Vader slacht konijnen die hij in zijn winkel verkoopt, ik heb het hem
honderden keren zien doen. Hij geeft de nekslag en snijdt de keel over. Luid
krijsend komt zo'n dier vervolgens aan zijn einde.
Je
houdt daar als kind iets aan over. Het verklaart waarom ik in een café
een zoekertje achterlaat: particulier zoekt levend konijn te koop. Met dat
zoekertje probeer ik vaders schuld uit te wissen: wie één konijn redt, redt
heel de konijnenwereld.
Een
week later trek ik met een mooi Belgisch haaskonijn naar huis. Ik ben vast van
plan om Meneer Konijn een lang & gelukkig leven te bezorgen. Ik bouw
een hok, haal stro, koop korrels en ben gul met groenteafval.
Ik
kijk uit over velden, weiden en akkers die er leeg en zompig bijliggen. de maïs
is geoogst en de beesten staan op stal. Al die leegte wordt alleen maar
onderbroken door boerderijtjes van Saverys, mooi maar vervelend.
Om
die verveling tegen te gaan, ga ik met Meneer Konijn wandelen. Eerst houd ik
hem nog aan de leiband, op den duur laat ik het koordje achterwege en huppelt
hij vrij & vrolijk aan mijn zij over de stukken. In de
boerderijtjes schudden ze het hoofd bij het zien van zoveel stadsmanieren.
In
de lente begint Meneer Konijn zelf het initiatief te nemen. Ook omdat ik niet
erg handig ben, vindt hij altijd wel een manier om uit zijn hok te ontsnappen.
Hij huppelt dan naar nabijgelegen boerderijen waar hij het gezelschap van
andere konijnen opzoekt.
Je
zou het niet van hen verwachten, maar de boeren brengen Meneer Konijn telkens
weer naar huis. Hun begrip vermindert wel met het groeien van de sla.
Ik
van mijn kant begrijp dat het niet kan blijven duren, de sla is haast
volgroeid. Als Meneer Konijn weer eens het hazenpad kiest, maak ik daar gebruik
van om het hok grondig te restaureren. Ik vul putten, span nieuw gaas en
verstevig afgeknaagd hout. Als ik ermee klaar ben, ga ik naar mijn konijn
informeren.
Neen,
het is al enige tijd geleden, zeggen ze, dat ze Meneer Konijn nog gezien
hebben. Dat zegt ook de laatste boer die ik opzoek. 't Is etenstijd en de
aantrekkelijke geur van warm opgediend voedsel komt me tegemoet. Ik ruik een
mij bekend gerecht en ik krijg ’t water in de mond. Ik begrijp dat ik de mensen
op dat uur niet langer mag storen en keer weer naar huis. Onderweg begin ik na
te denken over de merkwaardige culinaire gewoonten van het platteland. Konijn met pruimen, is dat in de
stad geen wintergerecht?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten