Ik kijk om me heen en zie dat haast heel mijn interieur uit voorwerpen
bestaat die ik gevonden, gekregen of tweedehands gekocht heb. Hier staat nauwelijks
een meubelstuk dat nieuw aangekocht is. Ik heb een televisietoestel, maar ik heb het niet gekocht. Een tv
kopen? Doe ik nooit. Altijd ga ik verder met een toestel dat een ander wegdoet.
Iedereen had al kleurentelevisie, maar ik keek nog zwart/wit. Iedereen
zat op de kabel, maar ik deed het nog met een antenne. Die had ik evenmin
gekocht. Ik had die gekregen, hij zat nog in de verpakking, nooit gebruikt.
Ik had hem op het dak gezet, maar om het beeld stabiel te krijgen moest
er telkens ook iets anders gebeuren. Het raam moest open. En terwijl de
kinderen voor ’t scherm zaten, kroop ik op het dak dat gelukkig plat was. Daar draaide ik de antenne
in ’t rond en luisterde naar wat de kinderen me door ’t open raam toeriepen: niets, niets, niets, ja beter, beter,
slechter, beter, nog beter, ja, goed. Houden zo, weer slechter, goed. Houden zo!
Op dat punt bond ik de antenne aan de schouw vast, jawel, met een stuk koord
dat ik daar gevonden had. Ik kwam van dat dak af en vervoegde mijn kroost
die al naar het intussen gestarte programma Ongelooflijk
maar Bardi aan ’t kijken was.
Ja, het had wel iets, een avondje tv met zo’n antenne, vooral als ’t
stormde en het koordje brak. Bardi kwam en ging weer weg, kwam en ging weer weg, kwam en… Het deed niets af van dat programma, integendeel, het
voegde er iets aan toe. Het maakte er een avontuur van en het leverde de inspiratie
waaruit dit verhaal zojuist gemaakt werd.
Ik zie dat Ongelooflijk maar
Bardi van 1989 dateert. Mijn kinderen en ik spreken er nog altijd over. Bijna
had ik hier aan toegevoegd dat ’t geluk niet in een plasmascherm zit. Maar die
zin is echt te melig. Ik moet iets anders vinden om dit stuk af te sluiten, bijvoorbeeld dit: die zin is
echt te melig.
Flor Vandekerckhove
Geen opmerkingen:
Een reactie posten