Ze vertegenwoordigde een firma die Gold Card heette. Ik schatte dat ze
naar de veertig ging. Ze sprak zakelijk, maar vriendelijk. Ze lachte gul, maar
niet op overdreven wijze. Ze sprak een mooi Nederlands en ze droeg casual chic. Een stijlvolle dame, een stadsmens. Klasse! Ze
legde me het systeem uit. Gold Card verkocht klantenkaarten. Die wilde ze aan
ons bedrijf koppelen. Ons kon het alleen maar baat brengen. Het kostte ook niets,
want het waren de consumenten die de kaart betaalden. In onze branche kregen we de exclusiviteit.
Het systeem had, zo moest ik toegeven, alleen maar voordelen. Ze had een mooi
afgetraind lichaam, Ik mocht haar Marie-Thérèse noemen en ik tekende het
contract. Op de winkeldeur bracht ik de mooie zelfklever aan, zwarte
achtergrond, gouden letters, klasse!
Welke voordelen Gold Card ook te bieden had, ik had dat contract niet
mogen tekenen. Dat begreep ik pas toen de zaakvoerder me vroeg waarom die sticker
aan zijn voordeur hing. Ik zei dat ik nergens iets van wist en dat ik de klever
daar zou laten weghalen.
Nu was die zelfklever wel weg, maar het contract daarmee nog niet. Ik
moest kordaat handelen en belde meteen naar Gold Card om de overeenkomst op te zeggen.
Niemand nam op. Om te beletten dat het helemaal ontspoorde reed ik nog dezelfde
dag naar het Martinigebouw, waar Gold Card kantoor hield.
Op de vijftiende verdieping keek ik tegen een vieze deur aan. Er was
geen bel. Ik begreep dat daar geen kantoor van Gold Card was. Alles rook opeens naar zwendel. Ik was de pineut en kon alleen maar wachten op de dingen die
zouden komen.
Die kwamen vlugger dan verwacht. Marie-Thérèse had nu haar supervisor
meegebracht, ook een hele mooie vrouw trouwens. Goed gecast ook, want Marie-Thérèse
was een brunette en de supervisor was blond. De blonde hield zich
minzaam lachend op de achtergrond, terwijl Marie-Thérèse op de voorgrond deed alsof
wij oude bekenden waren.
Uiteraard, antwoordde ze op mijn vraag of ze het contract had meegebracht. Natuurlijk, zei ze, toen ik vroeg of ik
het nog eens mocht bekijken. Het wantrouwen dat ik aan die vieze deur opgebouwd
had, brak zienderogen af. Marie-Thérèse legde me intussen uit waarom
ze met haar supervisor naar mij toe gekomen was. Dat had namelijk een reden.
'Gold Card bestaat niet', zei Marie-Thérèse. 'De naam dekt een bedrijf', zei
ze, 'dat personeelsleden rekruteert,
stimuleert, motiveert, perfectioneert, controleert, elimineert en liquideert.'
Terwijl ik deze wending ten volle probeerde te begrijpen haalde ze
het door mij ondertekende contract boven. Mijn adem stokte. Demonstratief
scheurde ze het papier middendoor en dan nog eens. Ze overhandigde me de
snippers die ik dankbaar in ontvangst nam. Ik herademde.
Dat ik die kromme zaak, tegen alle verwachtingen in, toch nog recht gekregen had, maakte me zo blij dat ik welgemutst een nieuw document ondertekende.
Daarin stond dat ik mijn ontslag aanbood en vrijwillig afzag van mijn
rechten. 'De zaakvoerder zal je dankbaar
zijn', zei Marie-Thérèse, 'en jou lonkt
de vrijheid, voorwaar
een zeldzaam goed in deze tijd.' Wat ik alleen maar kon beamen. We knikten
elkaar bemoedigend toe, Marie-Thérèse, de supervisor en ik. Dat hadden we goed
geregeld. We namen afscheid van elkaar op de manier waarop mensen dat doen die
samen iets van grote betekenis gedaan hadden, iets waarop ze trots mochten zijn.
We kusten elkaar wel niet, maar ’t scheelde toch niet veel.
Het was niet de eerste keer dat ik ontslagen werd, maar nooit eerder
was dat met zoveel klasse gebeurd. De zaakvoerder had
echt geen moeite gespaard. En goedkoop kan ’t niet geweest zijn, want het waren
echt twee hele mooie vrouwen. Klasse!
Flor Vandekerckhove
Geen opmerkingen:
Een reactie posten