 |
— 1956: Hongarije komt in opstand tegen het stalinisme. — |
Op het bed ligt een stapel boeken. Ik zit in een fauteuil en leg mijn voeten op het salontafeltje. Door het openstaande raam hoor ik
het water van de Lesse kabbelen. Aan gene zijde staat het bos, aan deze zijde ligt het weiland
waarin één eik al honderd jaar aan ’t groeien is, resultaat van een vrucht die de wind ooit, vanuit het bos, over de rivier heen geworpen heeft. Ik blader doorheen een essay van Susan Sontag. Haar inleiding is als de mijne, maar anders: ‘Ik schrijf
in een klein kamertje in Parijs, terwijl ik in een rieten stoel zit, voor een
raam dat over een tuin uitkijkt; achter me staat een bed en een nachttafel, op
de vloer en onder de tafel liggen manuscripten, notitieboekjes en twee, drie
paperbacks.’
De alinea is nog niet rond of Sontag heeft de schrijflust al naar me toe geworpen. Ik beslis om een stukje over de marxistische
filosoof Georg Lukács te schrijven.
 |
— Susan Sontag (1933-2004) — |
Die Hongaar boeit me. Hij boeit me zoals de theatermaker Bertolt Brecht
en de componist Dmitri Sjostakovitsj me boeien. Hoe hebben die mensen het aan
boord gelegd om het stalinisme te overleven? En hoe zijn ze erin geslaagd om in
die geestesdodende omgeving een toch wel merkwaardig oeuvre te produceren? Ik blader in Lukács boek The
Meaning of Contemporapy Realism en zie dat het twee voorwoorden en een
inleiding meekrijgt. Die wil ik lezen voor ik het raam weer dichtmaak. Het eerste voorwoord heeft hij in 1962 geschreven, naar aanleiding
van de Engelse uitgave. Meteen valt de afstand op die hem van de hedendaagse lezer scheidt. De kans dat zijn vrucht nu wortel schiet is kleiner dan
deze die de eikel had toen hij zich honderd jaar geleden aan gene zijde van de
Lesse losmaakte.
Lukács heeft het over 'het XXste Congres'. Van de hedendaagse lezer kan, denk ik, niet verwacht worden dat hij daar
iets over weet. Zelf ben ik een uitzondering, want in de late sixties kom ik
in de heftige biotoop van stalinisten en trotskisten terecht. Daardoor weet ik dat
het XXste Congres van de CPSU in 1956 een periode van zogenaamde destalinisatie
inluidt. De literaire kritieken die Lukács in The Meaning of Contemporapy Realism bundelt zijn ingebed in die
politieke beslissing. Er is ter zake al veel werk gedaan, stelt hij met genoegen vast. Als
voorbeeld wijst hij op de publicatie, in 1960, van een ‘onbekende’ brief van Lenins
weduwe. Daarin schrijft ze dat Lenins essay Partijorganisatie
en partijliteratuur uit 1905 niet over literatuur als schone letteren gaat. Wat volgens mij het instampen van een open deur is.
 |
— Georg Lukács (1885-1971) — |
Ik ken dat essay. Daarin weerlegt Lenin zelf expliciet de
kritiek als zouden communisten hun eigen opvattingen aan schrijvers willen
opleggen: ‘Kalm maar, mijne heren! In de
eerste plaats is er sprake van partijliteratuur en van de onderwerping ervan
aan de partijcontrole.' Iemand die bij wijze van spreken voor de N-VA schrijft moet uiteraard schrijven wat de N-VA van die mens geschreven wil zien, maar voor de rest? 'Iedereen heeft de vrijheid om te schrijven wat hem
goeddunkt, zonder de geringste beperking. (…).’ Aldus Lenin. Dat Stalin daar overheen leest, valt te begrijpen,
maar wat moet een mens denken van een literatuurcriticus van het gewicht van
Georg Lukács die in 1960 nog van zijn stoel valt vanwege iets wat al in 1905, blijkens de titel alleen al (Partijorganisatie en partijliteratuur) voor iedereen duidelijk is? Mij lijkt het een schoolvoorbeeld te zijn van de vernietigende kracht die het stalinisme op het denken uitoefent.
De avond valt over de Ardennen. Ik klap het boek dicht. Het verkruimelt in mijn handen
tot compost. Ik sluit het raam. Ik ben vandaag niet langs de Lesse gaan wandelen. Peter
Buwalda vindt dat niet erg: ‘Een goed boek is
duizend maal interessanter dan de werkelijkheid. Ik weet nog dat ik in Egypte
op vakantie was toen ik Sabbat’s Theater las van Philip Roth. Echt, die hele
Nijl, daar kon je zo de stop uittrekken, die interesseerde me geen reet. Dat
boek resoneert twintig jaar later nog na in mijn hoofd, er is niets dat ik in
het echt heb meegemaakt dat daarmee is te vergelijken. Niets.’
Flor Vandekerckhove
Ik ben dit jaar 67 geworden en kom tot het besluit dat het leven kort
is, veel te kort. Dit zijn de boeken die ik vandaag niet kunnen lezen heb: Susan
Sontag, Under the Sign of Saturn,
1981, First Vintage Books Edition. / Georg Lukács, The Meaning of Contemporary Realism, London Merlin Press, 1962
(behalve de inleidingen en het voorwoord, want die heb ik zojuist besproken).
/ Peter Buwalda, Bonita Avenue,
Amsterdam De Bezige Bij, 2010. / Peter Wohlleben, Het verborgen leven van bomen, Amsterdam A.W. Bruna
Uitgevers, 2016.