Op 26 februari krijg ik een mail van een laatstejaarsstudent
Journalistiek. Hij schrijft me in verband met zijn bachelorproef. Daarin wil
hij het over de visserij hebben, meer bepaald over ‘de aanlandingsplicht en de problematische gevolgen ervan.’ Het lijkt me een gewaagd onderwerp, maar goed, die
jongen is in Oostende opgegroeid, en telt
enkele vissers in de familie.
Omdat ik een kwarteeuw lang Het Visserijblad uitgegeven heb, vraagt hij mij enkele namen van reders die voor zijn project in aanmerking komen. Hij wil ze interviewen. Dezelfde dag nog stuur ik hem twee namen door, alsmede het corresponderende e-mailadres. De student wil vervolgens dat ik er een Zeebrugse reder aan toevoeg. Ik stuur hem wat hij me vraagt.
Omdat ik een kwarteeuw lang Het Visserijblad uitgegeven heb, vraagt hij mij enkele namen van reders die voor zijn project in aanmerking komen. Hij wil ze interviewen. Dezelfde dag nog stuur ik hem twee namen door, alsmede het corresponderende e-mailadres. De student wil vervolgens dat ik er een Zeebrugse reder aan toevoeg. Ik stuur hem wat hij me vraagt.
Vandaag, ei zo na twee maand later, stuurt de student me weer een
bericht. Hij probeert nu 'al eventjes’ die reders te contacteren. Tevergeefs. Hij
krijgt er, naar eigen zeggen, ‘geen vat’ op. En of ik hem nu ook nog eens de
telefoonnummers van die mensen wil doorgeven.
Ik sta perplex. Die reders hebben namen, hun rederijen eveneens en hun
schepen ook. Rederijen zijn ondernemingen en reders zijn ondernemers. Ze doen
zaken. Ze verkopen vis. Daarom leven ze niet ondergedoken. Daardoor zijn ze
gemakkelijk te traceren. Ze staan vermeld in gidsen en lijsten, ze hebben een
beroepsvereniging. Ik neem de proef op de som, doe alsof ik de telefoonnummers niet op zak
heb en zoek ze op het internet. Twee minuten later heb ik ze beet. Makkelijk
zat.
Misschien kan die jongen niet zo goed overweg met dat internet, denk ik
eerst, wat ik meteen weer verwerp, want jonge mensen kunnen dat allemaal veel beter dan ik. Misschien moet hij leren bewegen, denk ik vervolgens. Met de trein, de bus, met de fiets, per skateboard, te voet… Ouderwetse journalistiek. Misschien moet hij uitvlooien waar hij aan een scheepslijst kan
geraken, misschien vindt hij daar zijn telefoonnummers. Misschien
dit, misschien dat…
Het politiek erg beladen werkwoord pamperen
verschijnt voor mijn geestesoog. Ik kan hem die telefoonnummers mailen, maar mijn norse zelf beslist om dat niet te doen. Misschien zal hij daardoor zijn stiel leren.
Flor Vandekerckhove
Geen opmerkingen:
Een reactie posten