Hoe is de oppergangster van Odessa, de genaamde Benja Krik, koning der
rovers, erin geslaagd de hand te winnen van de mooie Tsilja, dochter van
Eichbaum, een rijkaard ‘die op één na
zestig melkkoeien bezat?’ Isaak Babel, mijn lievelingsauteur, heeft het
erover in De koning, een van zijn Verhalen van Odessa.
Eichbaum weigert beschermgeld te betalen en dus overvalt
de gangster diens erf: ‘Ze kwamen ’s
nachts, negen mannen gewapend met lange stokken. De stokken waren omwikkeld met
geteerde jute. Negen brandende sterren ontvlamden op Eichbaums erf. Benja hakte
de sloten van de stal en begon de koeien een voor een naar buiten te leiden.
Een kerel met een mes wachtte ze op. Met één slag velde hij een koe en plantte
zijn mes in het koeienhart. Op de bloeddoordrenkte aarde bloeiden de fakkels
als vurige rozen, en er knalden schoten.’ De herenboer buigt het hoofd en komt tot een gedwongen overeenkomst met
de gangsterkoning.
Intussen is er nog iets gebeurd. ‘Tijdens de overval, in die verschrikkelijke
nacht toen de neergestoken koeien loeiden en de kalfjes uitgleden in hun
moeders bloed, toen de fakkels dansten als zwarte maagden en de melkmeiden
gillend terugdeinsden voor de lopen van de vriendelijke brownings — in die
verschrikkelijke nacht was de dochter van de oude Eichman, Tsilja, in een laag
uitgesneden nachtpon het erf opgerend. En de overwinning van de Koning was zijn
nederlaag geworden.’ Twee dagen later komt de Benja Krik weer bij Eichbaum. Deze keer om de
hand van diens dochter te vragen. De gangster biedt de verbouwereerde vader een
indrukwekkende bruidschat aan: ‘En hij
kreeg zijn zin, Benja Krik, omdat hij hartstochtelijk was, en hartstocht heerst
over de wereld.’
Isaak Babel opent hier een van de twee luiken die ons zijn visie tonen:
passie regeert de wereld! Wat zit er achter het andere luik? In Froim Gratsj, een ander Odessaverhaal, hebben Benja’s mannen de bolsjewieken geholpen om in
in die stad het Witte leger te verslaan en nu willen ze, als beloning, de toelating
om drie dagen ongehinderd te plunderen. Die toelating krijgen ze niet, maar Benja Krik doet
het toch: ‘En daarom haalden ze alle
manufacturenwinkels aan de Aleksandrovski Prospekt leeg. Vervolgens
verplaatsten ze hun activiteiten naar de kredietcoöperatie. Nadat ze de
cliënten hadden voorgelaten, gingen ze de bank binnen en wendden zich tot de
bedienden met het verzoek de zakken met geld en kostbaarheden in een op straat
wachtende auto te zetten.’ De bolsjewieken laten het niet straffeloos passeren, ze elimineren de gangsters,
inclusief de legendarische, oude Froim Gratsj. Jonge bolsjewieken hebben daar
geen gevoelens bij, want in de nieuwe staat is er geen plaats voor zo’n
profiteurs. Maar Borovoj, een oude rechercheur, inwoner van Odessa en communist,
is er toch enkele ogenblikken het hart van in: ‘Daarna leefde hij
op, en begon de uit Moskou overgekomen Tsjekisten opnieuw te vertellen over het
leven van Froim Gratsj, over zijn gehaaidheid, zijn ongrijpbaarheid, zijn
minachting voor zijn medemens, al die wonderlijke verhalen die nu tot het
verleden behoorden…’
Eerst regeert de passie, zegt Babel, maar daarna nemen de verhalen het over: wie
schrijft die blijft.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten